Belangrijkste wijzigingen
- De standaard bevat informatie over nieuwe behandelmethoden in de tweede lijn, zodat de huisarts de patiënt kan adviseren.
- Toegevoegd aan het beleid bij tromboflebitis is het advies te verwijzen bij tromboflebitis van de proximale vena saphena magna (boven de knie).
Kernboodschappen
- Klinische functietesten hebben bij varices geen toegevoegde diagnostische waarde.
- Behandeling is alleen nodig wanneer er sprake is van hinderlijke klachten, chronische veneuze insufficiëntie of cosmetische bezwaren.
- Bij een groot deel van de patiënten kan een afwachtend beleid worden gevoerd of gestart worden met een therapeutische elastische kous.
- Van geen enkele behandeling is aangetoond dat het complicaties op de lange termijn voorkomt.
Inbreng van de patiënt
De NHG-Standaarden geven richtlijnen voor het handelen van de huisarts; de rol van de huisarts staat dan ook centraal. Daarbij geldt echter altijd dat factoren van de kant van de patiënt het beleid mede bepalen. Om praktische redenen komt dit uitgangspunt niet telkens opnieuw in de richtlijn aan de orde, maar wordt het hier expliciet vermeld. De huisarts stelt waar mogelijk het beleid vast in samenspraak met de patiënt, met inachtneming van diens specifieke omstandigheden en met erkenning van diens eigen verantwoordelijkheid, waarbij adequate voorlichting een voorwaarde is.
Afweging door de huisarts
Het persoonlijk inzicht van de huisarts is uiteraard bij alle richtlijnen een belangrijk aspect. Afweging van de relevante factoren in de concrete situatie zal beredeneerd afwijken van het hierna beschreven beleid kunnen rechtvaardigen. Dat laat onverlet dat deze standaard bedoeld is om te fungeren als maat en houvast.
Delegeren van taken
NHG-Standaarden bevatten richtlijnen voor huisartsen. Dit betekent niet dat de huisarts alle genoemde taken persoonlijk moet verrichten. Sommige taken kunnen worden gedelegeerd aan de praktijkassistente, praktijkondersteuner of praktijkverpleegkundige, mits zij worden ondersteund door duidelijke werkafspraken, waarin wordt vastgelegd in welke situaties de huisarts moet worden geraadpleegd en mits de huisarts toeziet op de kwaliteit. Omdat de feitelijke keuze van de te delegeren taken sterk afhankelijk is van de lokale situatie, bevatten de standaarden daarvoor geen concrete aanbevelingen.
Inleiding
De NHG-Standaard Varices geeft richtlijnen voor de diagnostiek, behandeling en begeleiding van patiënten met varices aan de benen.Noot 1 De diagnostiek van chronische veneuze insufficiëntie (CVI) komt als deze aandoening in relatie staat tot varices aan de orde. Ook bevat de standaard richtlijnen voor de diagnostiek en het beleid bij tromboflebitis als complicatie van varices. Voor de diagnostiek en behandeling van een veneus ulcus bij CVI wordt verwezen naar de NHG-Standaard Ulcus cruris venosum. Bij beperkte vormen van varicosis is sclerocompressietherapie door een hierin geïnteresseerde huisarts goed uitvoerbaar.Noot 2 De handleiding sclerocompressietherapie zal onderdeel vormen van de NHG-PraktijkWijzer Speciale verrichtingen. Deze zal naar verwachting begin 2010 uitkomen (te bestellen via www.nhg.org). De behandelmogelijkheden in de tweede lijn bestaan uit sclerocompressietherapie, ambulante flebectomie, endoveneuze ablatie middels endoveneuze laserbehandeling (EVLT), radiofrequentie ablatie (RFA), echogeleide schuimsclerose en chirurgisch strippen en/of crossectomie. De voor- en nadelen daarvan worden besproken, zodat de huisarts de patiënt goed kan informeren. De uiteindelijke keuze voor de behandeling wordt gemaakt door degene die de behandeling uitvoert, in overleg met de patiënt.
Begrippen
Varix (meervoud: varices) betekent spatader. Er worden verschillende definities gehanteerd. Varices zijn uitgezette en meestal gekronkelde venen met vaak insufficiënte kleppen en een abnormale, soms retrograde bloedstroom. Varices komen vooral voor in de onderste extremiteiten, in het gebied van de vena saphena magna en de vena saphena parva. Varices van de benen kunnen worden onderscheiden in primaire varices (varices met onbekende oorzaak) en secundaire varices (varices als gevolg van een veranderde drukverhouding in het veneuze systeem, meestal op basis van een doorgemaakte diep veneuze trombose). Men onderscheidt naar lokalisatie: stamvarices, zijtakvarices, reticulaire varices en teleangiëctasieën. De eerste twee kunnen hemodynamische betekenis hebben. Gehele of gedeeltelijke variceuze verandering van de vena saphena magna of de vena saphena parva. Klepinsufficiëntie van de stamader (vena saphena magna en/of de vena saphena parva). Dit leidt tot reflux in de stamader, waardoor een verhoogde druk in de zijtakken ontstaat. Variceuze verandering van de zijtakken van de stam van de vena saphena magna of vena saphena parva. Kluwen van varices, teleangiëctasieën uitgezonderd. Subcutaan verlopend netvormig veneus systeem zonder functionele verbinding met het diepe systeem. Rode of blauwe venulaire dilataties van enkele tienden van een millimeter tot enkele millimeters doorsnede, die voornamelijk bij vrouwen voorkomen en vooral op de dijen worden aangetroffen. Wanneer ze vanuit één punt uitwaaieren en enigszins de vorm hebben van een bezem, worden ze Besenreiser-varices, penseelvarices, of blauwscheuten genoemd. Deze hebben veelal een (reticulaire varix van waaruit Besenreiser-varices kunnen ontspringen). Uitmonding van de vena saphena magna of de vena saphena parva (oppervlakkige veneuze systeem) in respectievelijk de vena femoralis en vena poplitea (diepe veneuze systeem). Verbinding tussen de vena saphena magna of vena saphena parva en de vena femoralis of vena poplitea. Blauwig doorschemerende variceuze verhevenheid, duidend op een geïsoleerde insufficiëntie van een vena perforans. Een trombotisch proces in een oppervlakkige vene met verschijnselen van ontsteking. Komt vaker voor in een varix dan in een gezonde vene. Lang voortdurende afvloedstoornis van de venen van de benen door gebrekkige werking van de kleppen, met reflux en stuwing in de aderen, -oedeem en diverse huidveranderingen, zoals erytheem, eczema cruris, pigmentatie, atrofie blanche en corona phlebectatica paraplantaris; in een later stadium ook dermatoliposclerosis. De ernstigste complicatie van CVI is een ulcus cruris. Open been dat zich ontwikkelt als complicatie van varices en veneuze insufficiëntie. Dit is de ernstigste complicatie van CVI. Ongeveer de helft van de veneuze ulcera is een complicatie van varices. Zie NHG-Standaard Ulcus cruris venosum. |
Achtergronden
Epidemiologie
De prevalentie van varices varieert met de gehanteerde definitie.Noot 3 Bij een ruime definitie zou meer dan de helft van alle volwassenen in de westerse wereld enigerlei vorm van varices hebben. Slechts een klein deel van de mensen met varices bezoekt daarvoor de huisarts. De incidentie van varices, gebaseerd op aantallen patiënten, die daarvoor de huisarts bezoeken, bedraagt 3,3 tot 5,4 per 1.000 patiënten per jaar en neemt evenals de prevalentie toe met de leeftijd. De huisarts ziet ongeveer drie keer zoveel vrouwen als mannen met de klacht varices op het spreekuur. In 18% van de consulten wordt verwezen naar een specialist.6
Pathofysiologie en etiologie
Het oppervlakkige veneuze systeem wordt gevormd door een dicht netwerk van venen, dat zorgt voor bloedafvoer van de weefsels gelegen boven de fascie naar de venen van het diepe veneuze systeem, dat is omgeven door de beenspieren. De oppervlakkige venen ledigen in twee hoofdtakken (stammen): de vena saphena magna (ontvangt het bloed van de voorkant en de mediale kant van het been) en de vena saphena parva (ontvangt het bloed van de achterkant en de laterale kant van het onderbeen). Zij monden via hun crossen uit in respectievelijk de vena femoralis en de vena poplitea (diepe veneuze systeem). Overigens passeert slechts ongeveer 10% van de veneuze stroom de crosse van de vena saphena magna. Daarnaast staan de venen van het oppervlakkige systeem op diverse plaatsen via de venae perforantes in verbinding met het diepe veneuze systeem. Door de aanwezigheid van vele venae perforantes (ongeveer 150 in elk been) stroomt het grootste deel van het af te vloeien bloed in het diepe veneuze systeem. In alle venen bevinden zich normaliter kleppen die ervoor zorgen dat het veneuze bloed van distaal naar proximaal en van oppervlakkig naar diep stroomt. Bij de afvoer van het bloed uit het been speelt de spierpomp een belangrijke rol. Bij een intact kleppensysteem wordt door aanspannen van de spieren het veneuze bloed in de richting van het hart gestuwd. Na relaxatie van de spieren ontstaat tijdelijk een lage druk in het diepe veneuze systeem, waardoor veneus bloed uit de oppervlakkige venen via de venae perforantes wordt aangezogen.Noot 4
Natuurlijk beloop en complicaties
Het is niet bekend hoeveel kans patiënten met varices lopen op het ontwikkelen van complicaties, zoals CVI met oedeem en huidveranderingen. Op theoretische gronden vormen stamvarices op de lange termijn het grootste medische risico voor de patiënt op het krijgen van complicaties.Noot 7
Tromboflebitis Bij patiënten met varices is de kans op een tromboflebitis verhoogd.Noot 8 Door trombusvorming ontstaat een aseptische ontstekingsreactie in een oppervlakkige vene. De risicofactoren voor een tromboflebitis komen overeen met de risicofactoren voor een diepe veneuze trombose (DVT): een recente operatie, trauma, immobilisatie, zwangerschap, postnatale periode, obesitas, maligniteit, voorgeschiedenis van trombose of tromboflebitis, het gebruik van orale anticonceptiva of hormoonvervangende behandeling bij overgangsklachten en aangeboren verhoogde stollingsneiging (zie ook de NHG-Standaard Diepe veneuze trombose). Bij een tromboflebitis is de kans op het ontstaan van een DVT en/of longembolie waarschijnlijk verhoogd, met name bij een lokalisatie in het proximale deel van de hoofdstam van de vena saphena magna.Noot 9
Varicesbloeding Een varicesbloeding komt zelden voor, maar kan tot veel bloedverlies leiden.
Richtlijnen diagnostiek
Klachten die kunnen optreden ten gevolge van varices zijn met name pijn, jeuk en een branderig en/of loom, zwaar gevoel. Sommige varicespatiënten hebben veel klachten, terwijl een groot deel van hen geen klachten ervaart. Zelfs als er varices aanwezig zijn, worden de meeste beenklachten niet door varices veroorzaakt.Noot 10
Anamnese
Informeer naar de hulpvraag van de patiënt. Gaat het de patiënt om:
- hinder;
- de prognose en mogelijkheden om in de toekomst verergering te voorkomen;
- angst voor complicaties;
- cosmetische bezwaren en advies over therapeutische mogelijkheden.
Vraag naar het klachtenpatroon:
- Zijn er klachten van pijn, vermoeidheid of een zwaar of gespannen gevoel in de benen, vooral rond de varices of in de kuiten?
- Verbeteren de klachten door beweging of hoogleggen van het been? Klachten door veneuze afwijkingen nemen vaak in de loop van de dag toe en verergeren na staan of lang stilzitten, met name in een warme omgeving. Ze nemen af na activeren van de spierpomp (wandelen, fietsen) en bij wegnemen van de invloed van de zwaartekracht (hoog leggen).
- Heeft de patiënt huidafwijkingen bemerkt of heeft de patiënt last van dikke voeten? Dit past bij CVI.
- Vindt de patiënt de varices cosmetisch storend?
Besteed ook aandacht aan predisponerende factoren, zoals zwangerschap of een staand beroep, en aan de voorgeschiedenis, zoals diepe veneuze trombose, of eerdere behandelingen van varices.
Lichamelijk onderzoek
Inspecteer bij goede verlichting de benen terwijl de patiënt op een verhoging staat.
- Stel de plaats en omvang van de varices vast en classificeer deze op basis van morfologische kenmerken (zie tabel 1). Varices aan de medio-ventrale zijde van het bovenbeen en medio-dorsale zijde van het onderbeen kunnen duiden op staminsufficiëntie van de vena saphena magna (VSM). Varices op de kuit of vanuit de knieholte kunnen duiden op staminsufficiëntie van de vena saphena parva (VSP) (zie figuur 1). Het onderscheid tussen zijtakvarices en stamvarices is zonder aanvullend onderzoek niet altijd mogelijk.
- Ga na of er tekenen van CVI zijn (oedeem, erytheem, eczema cruris, pigmentatie, atrophie blanche, corona phlebectatica paraplantaris, dermatoliposclerosis, ulcus cruris venosum).4
Tests naar het functioneren van het veneuze systeem hebben geen plaats bij de diagnostiek van varices. Ze zijn onvoldoende betrouwbaar.Noot 11
Aanvullend onderzoek
Aanvullend onderzoek is in de meeste gevallen niet nodig. Doppler- of duplexonderzoek wordt aanbevolen voorafgaand aan eventuele sclerocompressietherapie in eigen beheer.Noot 12 Zie voor meer informatie over dit onderwerp de handleiding sclerocompressietherapie die onderdeel zal vormen van de NHG-PraktijkWijzer Speciale verrichtingen. Deze zal naar verwachting begin 2010 uitkomen (te bestellen via www.nhg.org).
Evaluatie
Stel de diagnose varices op grond van het klinisch beeld: bij verwijde, kronkelige venen is er sprake van varices. Er worden verschillende typen onderscheiden: stamvarices, zijtakvarices, reticulaire varices en teleangiëctasieën (zie tabel 1).
Maak onderscheid tussen varices bij een patiënt:
- zonder klachten of zonder CVI;
- met klachten of CVI.Noot 13
Chronische pijn in een been heeft een aanzienlijk bredere differentiaaldiagnose dan alleen veneuze afwijkingen, zeker als er geen sprake is van oedeem: perifeer arterieel vaatlijden, myotendinogene aandoeningen, gewrichtsaandoeningen (artrose, reumatische aandoeningen, jicht), diabetische polyneuropathie, neurologische aandoeningen (hernia nuclei pulposi, wervelkanaalstenose, caudasyndroom), restless legs, nachtelijke kuitkrampen. Bij oedeem moet ook hartfalen worden overwogen (zie NHG-Standaard Hartfalen).
Richtlijnen beleid
Zie voor een samenvatting van het beleid tabel 2 (pagina 394).
Vorm | Behandeling |
Varices klachten of CVI | Behandeling niet nodig; desgewenst behandelen om cosmetische redenen. |
Varices klachten of CVI | Therapeutische elastische kousen voor patiënten die voor deze behandeling gemotiveerd zijn (met name tijdens de zwangerschap), of: Verwijzing voor invasieve behandeling. |
Ook als er geen klachten zijn, is bij omvangrijke varices van de VSM of VSP waakzaamheid geboden. Wachten met behandelen totdat er klachten of verschijnselen van CVI ontstaan is discutabel. Bij tijdige behandeling (steunkousen of invasieve behandeling) is een geringe chronische veneuze insufficiëntie mogelijk nog reversibel.10
Voorlichting en advies
De huisarts geeft voorlichting over:
- De aard van de aandoening. Varices zijn op zichzelf onschuldig en hoeven, indien er geen sprake is van klachten of CVI, niet behandeld te worden. Bij varices met klachten of CVI is behandeling wél aan te raden. Varices zijn chronisch en hebben de neiging progressief te zijn. Het beloop is op individueel niveau onvoorspelbaar.
- Leefregels.8 Het activeren van de spierpomp (door wandelen, fietsen of zwemmen) heeft mogelijk een positief effect op de klachten. Bespreek met de patiënt de nadelige invloed van langdurig staan op de varices. Bespreek bij patiënten met een staand beroep of er aanpassingen in de werksituatie mogelijk zijn. Er is geen bewijs dat gewichtsreductie, bevordering van de stoelgang of stoppen met roken het natuurlijk beloop van varices of klachten door varices beïnvloeden. Varices vormen geen contra-indicatie voor het gebruik van orale anticonceptiva. Er is geen reden om vrouwen wegens varices zwangerschap te ontraden, wel kunnen tijdens de zwangerschap de varices toenemen.
Ter ondersteuning van de voorlichting kan de huisarts gebruik maken van de NHG-Patiëntenbrief Spataderen (zie www.nhg.org).
Niet-invasieve behandeling
De niet-invasieve behandeling bij varices met klachten of CVI bestaat uit therapeutische elastische kousen (zie tabel 2). Voor de effectiviteit hiervan is slechts matig bewijs.Noot 14 , Noot 15 ,Noot 16 Therapeutische elastische kousen lijken te helpen om klachten te verminderen, maar voorkomen waarschijnlijk niet het ontstaan van varices. Aangenomen wordt dat het dragen van kousen de progressie van varices kan vertragen. Hier werd geen onderzoek naar gevonden. Een bovenbeenkous wordt alleen geadviseerd bij veel oedeem of omvangrijke varices in het bovenbeen. De therapietrouw van patiënten met bovenbeenkousen is laag en complicaties ontstaan vooral op de plaats waar de hydrostatische druk het hoogst is: in het onderbeen.Noot 17
Therapeutische elastische kousen worden onderscheiden in vier verschillende drukklassen.Noot 18 De weergegeven druk is de druk gemeten op enkelniveau. Bij varices worden alleen de eerste drie drukklassen gebruikt, waarbij de keuze van de drukklasse vooral wordt bepaald door de mate van oedeem en van andere kenmerken van CVI:
- klasse I: bij varices zonder oedeem;
- klasse II: bij varices met enig oedeem;
- klasse III: bij varices met fors oedeem, bij ernstige CVI, als nabehandeling bij veneuze ulcera en bij patiënten met een DVT in de voorgeschiedenis (zie NHG-standaard Diepe veneuze trombose).
De keuze voor de klasse kous is een pragmatische keuze. Bepaal als een elastische kous van klasse III nodig is eerst de systolische bloeddruk aan de enkels door middel van bloeddrukmanchet en palpatie of met bloeddrukmanchet en Doppler (zie voor het laatste de NHG-Standaard Perifeer arterieel vaatlijden). Deze moet tenminste zeventig tot tachtig mmHg bedragen.
Klasse I en klasse II therapeutische elastische kousen zijn ook in verschillende maten als confectiekous te koop. Er is geen bewijs dat speciaal aangemeten kousen beter zijn dan confectiekousen. Het aanmeten van kousen van klasse I kan geschieden door de huisarts of door de leverancier van de kousen. Omdat het aanmeten van kousen van klasse II en hoger complexer is en nauwer luistert, dient dit te geschieden door een ervaren persoon. Vergoeding door de zorgverzekeraar vindt meestal alleen plaats onder de voorwaarde dat degene die aanmeet en levert gecertificeerd is. Geef op het voorschrift de indicatie en drukklasse van de kous aan, en of het een onderbeens- dan wel bovenbeenskous moet zijn. Bij het aanmeten moet het been vrij van oedeem zijn. Behandel zo nodig eerst het oedeem door middel van ambulante compressie met windsels (zie de NHG-Standaard Ulcus cruris venosum). Vervang therapeutische elastische kousen ten minste elke zes tot negen maanden, aangezien deze sneller hun tegendruk verliezen dan algemeen wordt aangenomen.Noot 19
Jeuk bij behandeling met therapeutische elastische kousen kan veroorzaakt worden door irritatie van de kous, maar ook door de CVI en door uitdroging van de huid. Adviseer de huid minder vaak met zeep te wassen en gedurende de nacht een vette, indifferente zalf (zoals Cetomacrogolzalf FNA of Lanettezalf FNA) te gebruiken. Laat de patiënt de zalfresten de volgende ochtend alvorens de kousen weer aan te trekken verwijderen, omdat deze de levensduur van de kousen nadelig kunnen beïnvloeden. Een andere oorzaak voor jeukklachten is contactallergisch eczeem.21
Medicamenteuze behandeling
Er zijn geen medicijnen bekend die het beloop van varices gunstig beïnvloeden.Noot 20 Van hydroxyethylrutosiden en heparinoïdcrème is de werkzaamheid onvoldoende aangetoond. Diuretica hebben geen plaats bij de behandeling van oedemen ten gevolge van CVI. Het gebruik ervan wordt afgeraden.27
Controles
Controles zijn niet noodzakelijk. Instrueer de patiënt om bij vragen of klachten terug te komen.
Consultatie/verwijzing
In de volgende gevallen verwijst de huisarts naar een specialist (afhankelijk van de lokale situatie een chirurg of dermatoloog):
- indien een goed geïnformeerde patiënt specialistische behandeling wenst;
- bij stamvarices met klachten of CVI, als conservatieve behandeling met een steunkous voor de patiënt niet acceptabel is (voor diagnostisch onderzoek en eventueel invasieve behandeling);
- bij een actief of genezen ulcus en/of progressieve huidveranderingen (CVI), die mogelijk baat hebben bij invasieve behandeling.Noot 21
Sclerocompressietherapie wordt behalve in de tweede lijn ook door sommige huisartsen toegepast, zodat intercollegiale verwijzing soms tot de mogelijkheden behoort.Noot 22 De overige tweedelijnsbehandelingen zijn: ambulante flebectomie,Noot 23 endovasculaire laserbehandeling,Noot 24 radiofrequentie ablatie28, Noot 25 , Noot 26 Niet alle behandelingenmethoden worden op dit moment vergoed.Noot 27 Zie tabel 3 voor de indicaties en de voor- en nadelen van de verschillende behandelmethoden.
Behandeling | Indicatie | Procedure | Voordelen | Nadelen |
Therapeutische elastische kousen | Alle vormen van varices | Aanmeten of aan laten meten Eventueel nacontroles om passing en acceptatie door de patiënt en eventuele progressie van CVI te beoordelen | Geen risico’s van invasieve behandeling Meteen mobiel Op korte termijn effectief voor de behandeling van klachten Goedkoop | Alleen symptomatisch Lange termijn effect: onbekend Lage compliance |
Sclerocompressie-therapie (SCT) | Middelgrote en kleine varices (mits reflux uit het diepe systeem beperkt is) | Doppleronderzoek ter uitsluiting staminsufficiëntie Inspuiten sclerosans Compressie | Geen verdoving Geen littekens Snelle ingreep Meteen mobiel Evt. door huisarts uit te voeren | Lange termijn: recidiefkans tot > 90% (na 10 jaar) Complicaties: pigmentatie, postsclerotische teleangiëctasieën, zelden: necrose, flebitis, zenuwletsel, anafylaxie |
Ambulante flebectomie (volgens Muller) | Middelgrote en kleine varices (zijtakvarices) | Doppleronderzoek ter uitsluiting staminsufficiëntie Kleine incisie Convoluut wordt gepakt, afgedraaid en losgetrokken Alternatief: TIPP (transilluminated powered phlebectomy) waarbij varices endoscopisch worden verwijderd onder tumescent anesthesie | Plaatselijke verdoving Nauwelijks littekens Snelle ingreep Snel herstel Effectief, recidieven na 2 jaar 2,1% | Bewerkelijk vergeleken met SCT Complicaties: hematomen, flebitis, postsclerotische teleangiëctasieën, littekens |
Endoveneuze laserbehandeling (EVLT) | Insufficiënte VSM, mogelijk ook insufficiënte VSP | Tumescent anesthesie
Van distaal onder duplexgeleiding laserfiber inbrengen Laser veroorzaakt warmteontwikkeling waardoor coagulatie en obliteratie endotheel | Plaatselijke verdoving Nauwelijks littekens Snelle (poliklinische) ingreep Snel herstel Recidief makkelijk te behandelen Effectief, succes na 3 jaar 94% | Lange termijnresultaten onbekend Complicaties: strak gevoel, pijn, huidverbranding, paresthesie, hematomen, cellulitis, flebitis en arterioveneuze fistels, zelden: DVT, longembolie Bij sterk gekronkelde varices, varices met een smalle diameter, grote zijtakken of thrombotische of sclerotische fragmenten risico op perforatie of embolie verhoogd |
Radiofrequentie ablatie (RFA) | Insufficiënte VSM, mogelijk ook insufficiënte VSP RFA minder geschikt dan EVLT voor varices met een diameter < 12 mm | Tumescent anesthesie
VSM net distaal van knieplooi duplexgeleid aanprikken, katheter opvoeren tot de lies Kathetertip verhit de venewand waardoor coagulatie en obliteratie endotheel | Plaatselijke verdoving Nauwelijks littekens Snelle (poliklinische) ingreep Snel herstel Effectief, succes na 3 jaar 84% | Lange termijnresultaten: onbekend Complicaties: pijn, ecchymose (mild vergeleken met EVLT), huidverbranding, flebitis, zelden: DVT Bij sterk gekronkelde varices, varices met een smalle diameter, grote zijtakken of thrombotische of sclerotische fragmenten risico op perforatie of embolie verhoogd |
Echogeleide schuimsclerose | Alle vormen van varices | Sclerosans gemengd met lucht inspuiten onder duplexgeleiding Middel induceert evenals het ‘gewone’ sclerosans steriele ontsteking en obliteratie van het vat | Geen verdoving nodig Geen littekens Snelle (poliklinische) ingreep Meteen mobiel Eenvoudig te herhalen Effectief, succes na 3 jaar 77% Goedkoop | Lange termijn: recidiefkans 1-51% (door rekanalisatie) Vaak meerdere behandelingen nodig Complicaties: pigmentatie, flebitis, visuele klachten, huidnecrose, DVT, hoofdpijn Ongeschikt voor lange trajecten |
Chirurgisch strippen met crossectomie | Staminsufficiëntie VSM | Crossectomie Opvoeren geleider tot vlak onder de knie Fixeren geleider na 2 incisie of vastvriezen (cryo strip) Terugtrekken geleider met ader | Effectief, ook op korte termijn, succes na 3 jaar 78% Veel ervaring mee | Langere termijn: recidiefkans 19-32% Lange herstelperiode Spinale of algehele anesthesie nodig Complicaties: zenuwletsel, grote hematomen, littekens |
Chirurgische crossectomie (VSP) | Staminsufficiëntie VSP | Doornemen insufficiënte stamader bij inmonding in diepe systeem | Effectief op korte termijn Veel ervaring mee | Niveau van de inmonding van de VSP in de v. poplitea wordt vaak gemist waardoor in ca. 20% onvoldoende behandeling plaatsvindt Lange herstelperiode Spinale of algehele anesthesie nodig Complexe ingreep Complicaties: zenuwletsel (vaker dan na RFA, EVLT, schuimsclerose), hematomen |
Complicaties van varices
Tromboflebitis
Kenmerkend is een acuut ontstane rode, gezwollen, (druk)pijnlijke, verharde streng in het verloop van een oppervlakkige vene, meestal een variceuze vene. De beenomtrek is niet toegenomen en er is geen sprake van koorts. De diagnose wordt gesteld op het klinisch beeld.Noot 28 Bij patiënten met een tromboflebitis van de proximale vena saphena magna (boven de knie) is de kans op aangroei tot een diepe veneuze trombose verhoogd. Verwijs deze patiënten naar de internist of chirurg voor verder onderzoek en het eventueel inzetten van een behandeling ter voorkoming van progressie naar het diepe systeem.12 Een tromboflebitis geneest binnen enkele weken spontaan. Van geen enkele behandeling is aangetoond dat ze het spontane herstel bespoedigt of het ontstaan van diepe veneuze complicaties voorkomt. Het doel van een eventuele behandeling is het verminderen van klachten en het verminderen van de kans op lokale uitbreiding of op een recidief van de tromboflebitis. Overweeg bij alle patiënten compressiebehandeling met een therapeutische elastische kous of een windsel. De patiënt mag gewoon lopen, rust is niet nodig. Expressie van de trombus in de eerste dagen kan snelle verlichting van de pijnklachten geven. Dit is een eenvoudige ingreep die de huisarts zelf kan verrichten. Incideer na verdoving het ontstoken vat in de lengterichting over een afstand van een halve centimeter. Druk daarna het stolsel uit en geef vervolgens een elastische kous of windsel. Schrijf als pijnstilling en om uitbreiding van de flebitis in te perken een NSAID in een standaarddosering voor, mits er geen contra-indicaties zijn (zie de Farmacotherapeutische richtlijn Pijnbestrijding, www.nhg.org).Noot 29 Laat indien er sprake is van een uitgebreide tromboflebitis de patiënt na drie tot zeven dagen (of eerder bij snelle progressie) terugkomen voor controle. Verwijs patiënten met een tromboflebitis die niet verbetert binnen één tot twee weken, of een tromboflebitis die zich naar proximaal uitbreidt in een stamvene naar de chirurg of dermatoloog, voor verder onderzoek en zo nodig behandeling. Bij recidiverende oppervlakkige tromboflebitiden is verwijzing naar de internist aangewezen ter uitsluiting van een onderliggend algemeen lijden.
Varicesbloeding
Een varicesbloeding is een zeldzame, maar ernstige complicatie van varices, die door zijn heftigheid met een arteriële bloeding kan worden verward. Deze treedt meestal posttraumatisch op, soms na een minimaal trauma. Stelp de bloeding door compressie met de patiënt in rug- of buikligging en het (onder)been hoog. Meestal stopt de bloeding na vijf minuten. Zwachtel het been vervolgens vanaf de voet stevig. Bij persisteren van de bloeding ondanks compressie is chirurgische behandeling noodzakelijk.Noot 30
Totstandkoming
In januari 2008 begon een werkgroep bestaande uit zeven huisartsen met de herziening van de NHG-Standaard Varices. De werkgroep bestond uit de volgende leden: P. Buis, huisarts te Harderwijk; dr. J.A.H. Eekhof, huisarts te Leiden; P.G.W. Jans, huisarts te Zeist; J.A. Nikkels, huisarts te Zuidwolde; E.A.M. Slok-Raymakers, huisarts te Odijk; dr. E.P. Walma, huisarts te Schoonhoven. Er werd geen belangenverstrengeling vermeld. In januari 2009 werd de ontwerpstandaard voor commentaar naar vijftig willekeurig gekozen huisartsen uit het NHG-ledenbestand verstuurd. Er werden achttien commentaarformulieren retour ontvangen. Ook werd commentaar ontvangen van een aantal referenten, te weten: A.J.M. van der Kleij, dermatoloog; prof.dr. H.A.M. Neumann, dermatoloog; dr. K.P. de Roos, dermatoloog, namens de Nederlandse Vereniging van Dermatologie en Venereologie; R.J. Hissink, chirurg; dr. C.H.A. Wittens, chirurg, namens de Nederlandse Vereniging voor Vaatchirurgie; prof.dr. P. van Royen, namens de Vlaamse Vereniging van Huisartsen; J. Heymans, arts beleid en advies en medisch adviseur, namens het College voor Zorgverzekeringen; M.W.C. Sandbrink, bedrijfsarts, namens de Nederlandse Vereniging Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde; prof.dr. A.L.M. Lagro-Janssen, hoogleraar vrouwenstudies medische wetenschappen en huisarts; C. Dekker, scleroserend huisarts; J. Krijgh, huisarts/fleboloog; J. van Engeldorp Gastelaars, I.C. Heijboer-Vinks en A.A.M. Joosten, apothekers, namens WINAp/Geneesmiddelinformatiecentrum KNMP; S.M. van Vliet en dr. R. Starmans, huisartsen, namens de NHG-Adviesraad Standaarden. Naamsvermelding als referent betekent overigens niet dat een referent de standaard inhoudelijk op ieder detail onderschrijft. In april 2009 werd de standaard becommentarieerd en geautoriseerd door de NHG-Authorisatiecommissie. De zoekstrategie die gevolgd werd bij het zoeken naar de onderbouwende literatuur is te vinden bij de webversie van deze standaard. Ook zijn de procedures voor de ontwikkeling van de NHG-Standaarden in te zien in het procedureboek (zie www.nhg.org). De begeleiding van de werkgroep en de eindredactie waren in handen van E. Verlee, huisarts en wetenschappelijk medewerker van de afdeling Richtlijnontwikkeling en Wetenschap van het NHG. Dr. R.M.M. Geijer was betrokken als senior-wetenschappelijk medewerker. © 2009, NHG
Reacties
Er zijn nog geen reacties.