Praktijk

Niet dood

Gepubliceerd
5 oktober 2010

Ze barstte van de hoofdpijn, al vele jaren. Haar neuroloog werd simpel van haar, geïrriteerd zelfs. Was hij nota bene druk om haar zeldzame hoofdpijnsoort – een arteriitis temporalis – keurig te behandelen, zit ze tegenover hem aan te dringen op een oplossing voor haar gewone hoofdpijn. En achter zijn rug om gaat ze naar een neuroloog elders die haar neef had aanbevolen als een aardig mens. Alsof het daarom gaat, een aardige dokter. Hij moest zorgen dat ze geen beroerte kreeg van die arteriitis. Beetje minder prednison, beetje meer – hij was goed bezig, vond hij. Dat vond ik ook. Maar mevrouw niet. Ze had ook gewone hoofdpijn en dat sloopte haar. Toen het gesprek zijdelings op haar man kwam, kreeg ze tranen in haar ogen. Ik weet nooit goed hoe dat soort gesprekken landen bij verdriet maar het gebeurt in ons vak, zomaar. Het bleek dat haar man na een beroerte een slome zoutzak was geworden. Van een actieve opgeruimde klusser was hij veranderd in een initiatiefloze vreemde in de stoel. Al jaren riep ze zijn naam, waar hij was en dat het plafond nodig gewit moest worden. Niets, geen antwoord. Hij was niet dood, hij was niet levend. Haar echte man was al jaren verdwenen. Ze miste zijn goeiige grappen, zijn geklus, zijn aai over haar bol. Ze rouwde om het verlies van haar man, maar dat was een beetje raar verdriet. Hij zat namelijk gewoon in de kamer. Haar man was al jaren dood en begraven, in zijn eigen brein. Zij was levend begraven in haar eigen verdriet. Ze ging ermee aan de slag, met verdriettherapie. Dan kunnen we haar een weduwe noemen, met een bijzondere zorgtaak: zorgen voor haar man. Nico van Duijn

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen