Op een vrijdagmiddag werd ik door een enigszins opgewonden huisarts gebeld. Er zat een kind van anderhalf jaar bij hem in de spreekkamer met een wijde, lichtstijve pupil links. Er was zeker geen contact geweest met oogdruppels, niemand in het gezin werkte in een medische omgeving en niemand was met landbouwgif in aanraking geweest. Er waren geen aanwijzingen voor een trauma capitis. Ofschoon het kind overigens ogenschijnlijk niets mankeerde, horen bij dit verschijnsel toch zeer dreigende differentiële diagnosen en was – misschien wel uitgebreid en op vrijdag moeilijk te organiseren – nader onderzoek aangewezen. Omdat ze uit een dorpje in de regio moesten komen, duurde het ruim een half uur voordat het meisje met haar ouders in mijn spreekkamer verscheen. De ouders vertelden dat het er al wat normaler uit begon te zien, maar toch was er links een duidelijk wijdere pupil die verminderd op licht reageerde. Afgezien daarvan waren er geen afwijkingen en maakte het kind een gezonde en levendige indruk.
De huisarts had een met behulp van de computer geprinte brief meegegeven. Daarachter zat een uitdraai van de medicatie en daarop stonden twee sprays die gebruikt werden wegens asthma bronchiale: fluticason en ipratropium. Het gedeelte ‘…tropi…’ deed mij als oogarts onmiddellijk denken aan atropine. In het Farmacotherapeutisch Kompas worden bij ipratropium geen oogheelkundige problemen vermeld. Wel wordt gewaarschuwd voor pupilverwijding, met als mogelijk gevolg een acuut glaucoom. Bij nader doorvragen herinnerden de ouders zich dat het kind met één van de sprays door het huis had gelopen en er misschien wel mee had gespeeld. Het was nu wel zeer waarschijnlijk dat de ipratropium de oorzaak was van de wijde pupil. De eenzijdige lichtstijfheid maakt het aannemelijk dat het middel rechtstreeks in het oog terecht was gekomen. Er werd besloten tot een afwachtende houding.
Ik heb dit merkwaardige geval gemeld bij het bureau Registratie Evaluatie Bijwerkingen, LAREB. Daar deelde men mij mee dat er vier keer eerder melding was gemaakt van mogelijk anticholinerge bijwerkingen in de ogen na gebruik van ipratropiumbromide, waarbij in één geval sprake was van eenzijdige mydriasis, terwijl de andere meldingen accommodatiestoornissen betroffen. Aangezien astma steeds vaker voorkomt, ligt het in de lijn der verwachtingen dat deze bijwerking van ipratropiumspray zich vaker zal voordoen, met alle verwarrende gevolgen vandien. Bij een onbegrepen mydriasis is het dan goed aan astma en de behandeling daarvan te denken.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.