In een Brits multicenter prospectief cohortonderzoek (2011-2013) keken onderzoekers hoe het onderbuikgevoel van de huisarts bij deze kinderen tot stand komt en beslissingen omtrent beleid beïnvloedt. In totaal namen 518 huisartsen in 244 praktijken aan het onderzoek deel; goed voor 8394 kinderen tussen de 3 maanden en 16 jaar oud met een klinische diagnose LWI en acuut hoesten. Huisartsen en ouders vulden formulieren in over respectievelijk (ernst van) symptomen en bevindingen bij lichamelijk onderzoek alsmede onderbuikgevoel (ja/nee op de vraag: mijn onderbuikgevoel zegt dat er iets mis is bij dit kind). De onderzoekers haalden de follow-upgegevens tot 30 dagen na inclusie uit de medische dossiers.
Het aantal ervaringsjaren, symptomen (oudergerapporteerde symptoomscore > 7 uit 10, hoge koorts < 24 uur, apathie, kortademigheid) en bevindingen bij lichamelijk onderzoek (crepitaties, intrekkingen, bleekheid, bronchiaal ademgruis, wheezing, temperatuur > 37,8 ºC, tachypnoe en rode farynx) bleken onafhankelijk van elkaar bij te dragen aan het onderbuikgevoel. Het onderbuikgevoel zelf was een onafhankelijke voorspeller voor het aantal antibioticavoorschriften en directe verwijzingen, maar was niet voorspellend voor herconsulten of late verwijzingen binnen 30 dagen.
Dit onderzoek toont de sterke relatie tussen het onderbuikgevoel van de huisarts – dat weer gerelateerd is aan symptomen, bevindingen en ervaring – en de genomen beslissingen over het beleid bij kinderen met LWI en acuut hoesten. Het is voor het eerst dat in een dergelijk groot cohort is uitgediept welke factoren bijdragen aan het ontstaan van het onderbuikgevoel, en dit komt in grote mate overeen met de bekende alarmsymptomen bij kinderen zoals vermeld in de NHG-Standaard Kinderen met koorts.
Literatuur
- Turnbull S, et al. What gives rise to clinician gut feeling, its influence on management decisions and its prognostic value for children with RTI in primary care: a prospective cohort study. BMC Fam Pract 2018;19:25.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.