Praktijk

Ouderschapsbevret

Gepubliceerd
10 augustus 2005

Soms regelt het toeval iets opmerkelijks. Vanochtend zag ik het kinderloze echtpaar Hulst; zij net onder, hij boven de veertig. Tweeverdieners, harde werkers, aardig stel. Vier jaar geleden zagen zij bewust af van reageerbuisbevruchting. (‘Dat gedoe aan mijn lijf moet ik niet’, zei zij kordaat.) Evnen zelfverzekerd kozen zij voor adoptie. (‘Om die kinderen ook een toekomst te bieden.’) Het werd een adoptie-marathon... Want al verstreken de jaren, er zit weinig schot in, ondanks allerlei onderzoeken van maatschappelijk werk en de adoptie-organisatie (een soort kindermakelaars: geen risico lopen, wel geld verdienen…). De Hulstjes versomberen ietwat en vragen zich steeds vaker af of hun oorspronkelijke beslissing wel de juiste is geweest. Tja.

Een uur later meldde zich het echtpaar Blaak, met hun tweejarige tweeling. Ook al aardige mensen (mijn praktijk zit er vol mee!). De kinderen hebben een lichte groeiachterstand, meenden zij. Ze zijn wat overbezorgd: de tweeling is geboren na een intensieve IVF-behandeling. Gelukkige ouders, zoveel is zeker: allebei wat kwestieus afgekeurd, allebei zwart bijklussend, en hij heeft nog een mooie erfenis ‘geparkeerd’ in het buitenland. ‘Een tweeling opvoeden is zwaarder dan hard werken, hoor’, verzekerde de vrouw mij. ‘Hm, heb je wel recht van spreken?’, dacht ik nog. Maar ik zweeg.

Later die dag ging ik me wat onbehaaglijk voelen over deze ‘gevallen’. Kunstmatige voortplanting krijgt veel aandacht, onder meer vanwege de boeiende vragen daaromheen. Mag je criteria stellen aan hulpvragers en, zo ja, welke? Zijn dit medische of ook sociale en morele criteria? Mogen IVF-centra bepaalde mensen (lesbische paren, alleenstaande vrouwen, ouderen, [genetisch] zieken) uitsluiten van hulp bij voortplanting? De aandacht voor adoptie is minder groot, hoewel adoptie en IVF belangrijke overeenkomsten hebben. De belangrijkste is de fundamentele vraag: op welke criteria selecteren wij potentiële kandidaat-ouders? Ik heb me enigszins verdiept in de kwestie. De meeste mensen zijn in de wieg gelegd voor natuurlijke voorplanting. Al dan niet geschikt als ouder, elke gek kan zich voortplanten, als ik zo de vrijheid tot voortplanting mag verwoorden. Het kind krijgt – zonder screening – de ouders die het nu eenmaal krijgt. Wie kinderloos blijft, wordt wel gescreend. Met het oog op het welzijn van het aanstaande kind is dat te rechtvaardigen (hoewel dan screening van normale voortplanters ook in de rede zou liggen, maar vooruit). Echter, de toelatingscriteria voor IVF blijken veel minder streng dan voor adoptie. Lees ik. Hoor ik. Verbaast mij. Motivatie hiervoor zou zijn dat het te adopteren kind over het algemeen ‘te kwetsbaar’ is. Dat lijkt mij overdreven. ‘Iets meer kwetsbaar’ misschien. Als dat al een valide argument zou zijn, dan staat er toch iets tegenover. Adoptiefouders zijn in de regel veel bewuster van hun keuze voor het ouderschap. Ze betalen rond de tien mille voor de procedure en behoren dus tot de sociaal-economisch hogere klassen die - in de regel - beter in staat zijn een kind een goede opvoeding te geven. Niet protesteren, ik zie heus wel dat die ‘kostprijs’ andere mensen uitsluit van adoptie, en die onrechtvaardigheid zie ik eveneens. Maar daar gaat het mij nu niet om.

Ik ben er nog niet uit. Maar in mij sluimert het gevoel dat hier iets onrechtvaardigs gebeurt. Nog wat richtingsloos, maar toch. Eén ding weet ik zeker: al dat gedoe over een ‘inburgeringsdiploma’ is van geen enkel belang. Laten wij een maatschappelijke discussie organiseren over een ouderschapsbrevet!

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen