Design Dit onderzoek maakt deel uit van het nationale, prospectieve, observationele cohortonderzoek Cancer Care Outcomes Research and Surveillance (CanCORS) in de Verenigde Staten, waarvoor tussen 2003 en 2005 10.000 patiënten ouder dan 19 jaar met de diagnose long- of darmkanker werden geïncludeerd. Vier tot 7 maanden na het stellen van de diagnose werden de patiënten (of een naaste als de patiënt te ziek of al overleden was) telefonisch geïnterviewd. Dit artikel betrof alleen patiënten met stadium IV long- en darmkanker bij het stellen van de diagnose, die opteerden voor chemotherapie. De onderzoekers vroegen onder andere hoe waarschijnlijk de patiënt het vond dat chemotherapie zou helpen de kanker te genezen. Patiënten antwoordden op een vierpuntsschaal. De onderzoekers bestudeerden ook de dossiers van de ingesloten patiënten.
Analyse Eventuele associaties tussen gerapporteerde verwachtingen over de effectiviteit van chemotherapie en de diverse klinische en sociodemografische factoren werden bepaald met een non-parametrische test voor trends. Tevens werden de diverse factoren in een multivariabel model geanalyseerd.
Resultaten Van 1274 patiënten met stadium IV long- of darmkanker kozen er 1193 (94%) voor chemotherapie. Patiënten met darmkanker verwachtten op alle uitkomsten meer effect van chemotherapie dan patiënten met longkanker. Een ruime meerderheid van beide groepen dacht dat levensverlenging waarschijnlijker was dan genezing. Toch vond 81% van de darm- en 69% van de longkankerpatiënten het in meer of mindere mate waarschijnlijk dat ze konden genezen door chemotherapie. Deze te optimistische verwachting bleek geassocieerd met darmkanker (versus longkanker) en niet-blanke rassen (versus blank ras). Patiënten die zorg kregen van een ‘geïntegreerd netwerk’ en die de communicatie door hun artsen minder waardeerden, waren minder geneigd tot onrealistisch optimisme.
Discussie Het hogere percentage te optimistische antwoorden door niet-blanke patiënten kon niet worden verklaard door verschillen in opleiding of inkomen, en wijst mogelijk op culturele factoren.
Mogelijk waarderen patiënten de communicatie door artsen positiever wanneer deze een optimistischer beeld over chemotherapie overbrengen. Wellicht kunnen artsen het inzicht in een slechte prognose bij patiënten vergroten, maar dit kan ten koste gaan van de patiënttevredenheid over de communicatie door die artsen.
De auteurs concluderen dat veel patiënten die chemotherapie krijgen voor ongeneeslijke long- of darmkanker onvoldoende begrijpen dat chemotherapie hen niet meer zal genezen. Dat kan optimale ‘advance care planning’ voor de laatste levensfase van de patiënt verhinderen.