Tournu et al. deden onderzoek bij tachtig Franse huisartsen en ondervroegen alle patiënten die bij hen op consult kwamen. Alle patiënten die op de dag van het onderzoek in de wachtkamer zaten, kregen een enquête met de vraag of zij anale klachten hadden. Van de 1061 deelnemers rapporteerden 166 (15,6%) anale klachten. Bij slechts 25 patiënten (2,3%) was dit de reden van de afspraak, de overige 141 patiënten (13,3%) hadden een andere reden.
Alle patiënten met anale klachten bespraken deze op het spreekuur, ook als die klachten niet de reden van het consult waren, maar slechts 35,5% kreeg een rectaal onderzoek. Bij 45,2% stelden de huisartsen geen rectaal onderzoek voor en 19,3% van de patiënten weigerde het onderzoek. Als er een rectaal onderzoek werd verricht, werd bij 75,9% een diagnose gesteld tegenover slechts 20% in de niet-onderzochte groep.
Alle 166 patiënten die anale klachten rapporteerden, kregen een aanvullend consult bij een proctoloog aangeboden. Dit onderzoek vond uiteindelijk plaats bij 35 patiënten. Bij 17 van deze 35 patiënten stelde de proctoloog een diagnose die in 14 gevallen (82,3%) overeenkwam met die van de huisarts.
In Nederland komen anale klachten waarschijnlijk even vaak voor als in Frankrijk. Bij anale klachten helpt lichamelijk onderzoek om vaker tot een correcte diagnose te komen. Met terughoudendheid in het voorstellen van een rectaal onderzoek is de patiënt in het algemeen niet geholpen.