Een afwijking in de subacromiale ruimte is veruit de meest voorkomende oorzaak van schouderklachten (80%) in de huisartsenpraktijk. Van de subacromiale injecties bereikt (zonder echografische geleiding) 30 tot 80% daadwerkelijk de subacromiale ruimte. Onduidelijk is of exacte plaatsing van de injectie bijdraagt aan de werkzaamheid van een corticosteroïdeninjectie.
Onderzoeksopzet
Design De onderzoekers vergeleken in een dubbelblind gerandomiseerd onderzoek de werkzaamheid van een subacromiale injectie met een gluteale injectie bij patiënten die waren verwezen naar een universiteitsziekenhuis in Oslo. Inclusiecriteria: 18 jaar en ouder en minimaal 3 maanden klachten, waaronder pijn bij abductie. Van de 312 verwezen patiënten werden er 103 ingesloten. Interventies Uitkomstmaten De primaire uitkomstmaat was de ernst van de pijn en hinder in de tweede en zesde week na de injectie, gemeten met de ‘schouderpijn- en -hinderindex’. Het minimale klinisch relevante verschil is tien punten. Daarnaast waren er nog een zestal secundaire uitkomstmaten. Analyses Op grond van het intention to treat-principe. Resultaten Tweederde van de 103 deelnemers was man (gemiddelde leeftijd 51 jaar; bij driekwart > 6 maanden klachten). Na 6 weken was het gemiddelde verschil van de ‘schouderpijn- en -hinderindex’ vergeleken met de uitgangswaarde 24,4 (SD 22,5, p < 0,001) in de subacromiale groep en 19,2 (SD 22,7, p < 0,001) in de gluteale groep. De verschillen in de primaire uitkomstmaat tussen beide groepen waren klein en op geen enkel moment statistisch significant. De resultaten van de secundaire uitkomstmaten waren soms statistisch significant verschillend, ten gunste van de subacromiale groep. Beschouwing De auteurs concluderen dat er geen statistisch significante verschillen zijn in de primaire uitkomstmaat tussen een subacromiale en een gluteale injectie bij patiënten met een rotator cuff-aandoening en dat de verschillen in de secundaire uitkomstmaten klinisch niet relevant zijn. Kanttekeningen van de auteurs:
- Een daadwerkelijk bestaand verschil is niet uitgesloten, maar is onwaarschijnlijk omdat het minimaal klinisch relevante verschil van de ‘schouderpijn- en -hinderindex’ waarschijnlijk hoger is dan gehanteerde grens van tien punten.
- Mogelijk is een van de secundaire uitkomstmaten (Western Ontario rotator cuff index) gevoeliger dan de ‘schouderpijn- en -hinderindex’. Klinimetrisch onderzoek toonde echter aan dat beide uitkomstmaten gevoelig waren.
Interpretatie
Dit onderzoek gaat na of het nauwkeurig plaatsen van een corticosteroïdeninjectie bij schouderklachten van belang is voor de werkzaamheid. Het onderzoek heeft een adequate opzet en is goed uitgevoerd. Beperkingen zijn:
- De subacromiale injectie bestond bij de gluteale groep uit lidocaïne en niet uit een placebo-injectie; overigens met een plausibele argumentatie. Onduidelijk is of dit het resultaat heeft beïnvloed.
- De gemiddelde duur van de klachten was zes maanden of langer. Huisartsen geven vaak een injectie bij klachten die korter duren; mogelijk dat een vergelijkbaar onderzoek in dat geval wel een verschil vindt.
- In de huisartsenpraktijk is een blinde subacromiale injectietechniek gebruikelijk. Of vergelijking daarvan met een gluteale injectie tot een ander resultaat zou hebben geleid, is niet bekend maar onwaarschijnlijk.
Literatuur
- 1.Ekeberg OM, Bautz-Holter E, Tveitå EK, Juel NG, Kvalheim S, Brox JI. Subacromial ultrasound guided or systemic steroid injection for rotator cuff disease: randomised double blind study. BMJ 2009;338:a3112, doi: 10.1136/bmj.a3112 (Published 23 January 2009).
- 2.Winters JC, Van der Windt DAWM, Spinnewijn WEM, De Jong AC, Van der Heijden GJMG, Buis PAJ, et al. NHG-Standaard Schouderklachten. www.nhg.org.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.