Deense onderzoekers onderzochten of dit kwaad kan. Zij bestudeerden gegevens van meer dan 800.000 levendgeborenen, van wie 5082 moeders tijdens het eerste trimester van de zwangerschap een protonpompremmer gebruikt hadden. De meest gebruikte protonpompremmer was omeprazol. De uitkomstmaat was het aantal ‘major’ aangeboren afwijkingen, waarbij genetische syndromen buiten beschouwing werden gelaten. Kinderen van vrouwen die in het eerste trimester van hun zwangerschap een protonpompremmer hadden gebruikt, hadden even vaak een aangeboren afwijking als baby’s van vrouwen die deze medicijnen niet hadden genomen. Als vrouwen al voor de conceptie een protonpompremmer gebruikten, was er een licht verhoogd risico (OR 1,23) dat nét statistisch significant was. Of dit te wijten was aan de protonpompremmers of aan andere factoren, zoals een onderliggende voedingsdeficiëntie bij maagproblemen, kan niet uit de gegevens geconcludeerd worden. Dit onderzoek laat zien dat protonpompremmers weinig teratogeen zijn, maar bewijst nog niet dat ze écht veilig zijn. De auteurs keken namelijk naar aangeboren afwijkingen in het algemeen, terwijl teratogene effecten vaak specifiek zijn (zoals focomelie bij gebruik van softenon). Het kan zijn dat de onderzoekers specifieke afwijkingen over het hoofd hebben gezien. Bovendien is er onvoldoende bewijskracht om de effecten van de verschillende protonpompremmers afzonderlijk te onderzoeken. Het adagium ‘tijdens de zwangerschap zo min mogelijk voorschrijven’ blijft voorlopig dus nog van kracht. (Linda Bröker)
Literatuur
- 1.Paternak B et al. Use of proton-pump inhibitors in early pregnancy and the risk of birth defects. NEJM 2010;263:2114-23.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.