Nieuws

Redactioneel

Gepubliceerd
10 mei 2007

In Nederland komt het CVA vaker voor bij personen met een laag opleidingsniveau, en opleidingsniveau is nauw gerelateerd aan de sociaal-economische status. Zou het cardiovasculair risicomanagement voor deze groep wellicht minder goed zijn en zou dat vooral de verklaring zijn van dat verschil in prevalentie? In dit nummer tonen Avendano et al. aan dat alle groepen gelijke zorg krijgen aangeboden. Zij concluderen dat de algemene toegankelijkheid van huisartsenzorg en de implementatie van richtlijnen in de huisartsenpraktijk daartoe hebben bijgedragen. Risicofactoren voor HVZ komen wel vaker voor in lagere-inkomensgroepen. En roken is natuurlijk de belangrijkste factor. Reden temeer om preventieve activiteiten daarop te richten. Jacobs-van der Bruggen et al. gingen bij de CMR-peilstations na hoe vaak huisartsen stoppen-met-rokenadviezen geven. Dat doen huisartsen vooral bij rokers met klachten die aan roken zijn gerelateerd. Bijna de helft van de huisartsen gebruikte in 2005 minstens één keer de MIS; dat zou best vaker mogen. Kaper onderzocht of vergoeding van deze middelen effectief is. Dat bleek inderdaad het geval: het aantal stoppers steeg met 2 tot 3%. En deze interventie is kosteneffectief: € 18.000 voor een voor kwaliteit gecorrigeerd levensjaar. Alhoewel het ministerie van VWS opdracht gaf voor het onderzoek, besloot de minister de vergoeding voor antirookmiddelen niet in te voeren. Een dode patiënt is immers goedkoper, was de redenering. De interim-redactie schotelt u weer een keur van huisartgeneeskundig relevante onderwerpen voor. En daar gaan we mee door totdat de algemene ledenvergadering op 31 mei een definitieve keuze maakt uit de voorstellen voor de toekomst van Huisarts en Wetenschap.

De interim-redactie

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen