Praktijk

Ruzie

Gepubliceerd
10 maart 2007

‘Ruzie maken moet je leren.’ Zoiets kopte de NRC vlak voor Kerstmis als alternatieve blijde boodschap. Via ruzie maken mensen hun standpunten weer eens helder. En helderheid lucht altijd op. Blijkbaar had Joop de Wit, de maker van het blaadje van de tennisvereniging in ons dorp, dat artikel niet gelezen. Hij kwam daags na Kerst nu eens niet klagen over verkeerd gevallen foie gras, een kater van de Pouilly Fumé of gewoon te veel kip met appelmoes. Joop brieste al voordat hij zat: ‘Moet je nu eens horen, wat er op de jaarvergadering gebeurde!’ Geen idee natuurlijk, want ik tennis niet en doe op advies van Midas Dekkers zelfs helemaal niet aan sport. Ik humde wat. Hummen helpt namelijk. ‘Ze willen van elke wedstrijd niet alleen de winnaars melden, maar zelfs alle uitslagen. Ook van de kneusjes en de vriendschappelijke partijtjes. Dat wil toch niemand weten?’ Dat zou kunnen. Volgens mij wil niemand iets over tennis weten, maar het leek me weinig gepast dat te berde te brengen. Want hij zat echt met het probleem. De arme Joop bleek niet meer te kunnen slapen en wilde pillen, of beter, hij wilde steun. Uit diezelfde NRC had hij begrepen dat het bij de huisartsen ook hommeles was. Dat artikel had hij niet gemist. ‘Hoe hebben jullie huisartsen dat nu opgelost?’ Zonder op mijn antwoord te wachten ratelde hij maar door. ‘Negentiende-eeuws is het. Toen moest alles op papier. Maar nu? Nee! Zeker nooit van internet gehoord? Ach, het is met machthebbers altijd hetzelfde. Neem Napoleons zwager – hoe heet hij ook al weer – Murat, geloof ik. Wel in 1812 Moskou laten affikken en dan zeggen dat het niet anders kon.’ Ik glimlachte… Joop kent Tolstoi’s hele Oorlog en vrede uit het hoofd en vergeleek de werkelijkheid vaak met romanfiguren. Uit ervaring wist ik dat ik nu beter even mijn mond kon houden. Intussen dacht ik aan de persvrijheid en de mogelijkheid om van mening te verschillen. Onze eigen vaderlandse tsarina had daar met Kerstmis op televisie ook al van alles over op te merken, waarop ze prompt lik op stuk kreeg van mijn collega-columnisten. Misschien is het niet handig om anderen te beledigen, maar het zou toch moeten kunnen. De wetenschap komt niet verder met terugtrekkende bewegingen, platgebaande paden, geloof, voorschriften en lange tenen van gezaghebbers. Een krant met scherpe columnisten is ook leuker dan ons regionale sufferdje. Maar zo’n tijdschrift máken, of het nu voor de tennisvereniging is of voor huisartsen, ik moet er niet aan denken. Geef mij maar de vrolijke chaos van de praktijk. Vaag herinnerde ik me dat een kennis het altijd over het Versailles aan de Lomanlaan had, maar ik wist niet meer of dat nou over de LHV, het NHG of zelfs de KNMG ging. Overigens heb ik geen idee hoe de huisartsen hun bladruzie hebben opgelost. Er zal wel weer een commissie voor komen, want hoewel het polderen in de rest van Nederland is afgeschaft, ijlen wij huisartsen altijd na.

Intussen was Joop een beetje afgekoeld. Hij had wel in de gaten dat ik de regels van effectief communiceren volgens het blauwe boekje goed in praktijk kon brengen. Altijd fijn als patiënten reageren zoals deskundigen voorspellen. ‘Wat ga je nu doen, Joop?’, vroeg ik snel, toen hij even moest ademhalen. ‘Weet je, die oude halfblinde Russische opperbevelhebber, Michail Ilarionovitsj Koetoezov, die had gelijk. De geschiedenis kun je niet veranderen. Laat die slaappillen ook maar zitten. Ik ga gewoon naar een andere tennisclub.’

Iemantsverdriet

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen