Het proefschrift van Koen van der Kooy gaat over depressie en het risico voor hart- en vaatziekten bij oudere patiënten in de huisartsenpraktijk. Hij deed daarvoor een cohortonderzoek met 143 depressieve en 139 niet-depressieve huisartspatiënten van 55 jaar en ouder met een follow-up van 2 jaar. Met een interview gebaseerd op de DSM IV stelde hij de diagnose depressie vast en keek ook naar of de patiënten risicofactoren op hart- en vaatziekten hadden. Van der Kooy mat de ernst van depressie en leefstijlkenmerken zoals roken, alcoholgebruik en lichamelijk activiteiten bij begin het onderzoek, na zes maanden, na een jaar en na twee jaar. Uit allerlei onderzoeken kwam al naar voren dat er een verband is tussen depressie en hart- en vaatziekten. Het gaat hierbij om zowel fysiologische als gedragselementen. De specifieke onderzoeksvraag van Van der Kooy was of bij depressieve oudere patiënten in de huisartsenpraktijk ook verhoogde gedrags- en fysiologische risicofactoren voor hart- en vaatziekten voorkomen. Ook wilde hij meer weten over beïnvloeding van deze factoren door algemene variabelen zoals leeftijd, geslacht, en functionele beperking. De depressieve patiënten in dit onderzoek vertoonden in vergelijking met de niet-depressieve patiënten (de controlegroep) een verlaagd hartritmevariabiliteit. Bovendien waren ze lichamelijk minder actief. In de groep depressieve vrouwen bleek bij de vraag of depressie en negatief (levensstijl)gedrag elkaar beïnvloeden dat depressieve patiënten een lager niveau van lichamelijke activiteit aangaven. In het onderzoek kwamen nieuwe gevallen van hart- en vaatziekten vaker voor bij de depressieve patiënten dan bij de niet-depressieve controlegroep ouderen. Het risico voor hart en vaatziekten viel 2,5 keer hoger uit. Ook na correctie voor geslacht, roken en voorgeschiedenis op hart- en vaatziekten. Het proefschrift van Van der Kooy maakt nog eens duidelijk dat depressie en cardiovasculaire ziekten met elkaar samenhangen. Hij legde deze samenhang vast door gebruik te maken van een netwerk van huisartsenpraktijken waaruit de patiënten voor het onderzoek konden worden gerekruteerd. Er is veel moeite gedaan om de samenhang tussen depressie en hart- en vaatziekten te preciseren. Helemaal duidelijk is deze samenhang echter niet geworden. En wat deze bevindingen betekenen voor het handelen van de huisarts is ook niet duidelijk. Bovendien is er in dit onderzoek geringe onderbouwing om bij ouderen met bestaande risicofactoren voor hart- en vaatziekten actief op zoek te gaan naar depressie. De conclusie uit dit proefschrift zou wat mij betreft ook kunnen zijn dat depressie en hart- en vaatziekten beide tekenen van kwetsbaarheid zijn die kennelijk zoveel met elkaar te maken hebben dat ze dezelfde achtergrond in de ‘genen’ hebben. Vanwege de goede opzet, de bijdragen vanuit de huisartsenpraktijken en de heldere beschrijving is het proefschrift echter de moeite van het lezen waard.
Klaas van der Meer
Reacties
Er zijn nog geen reacties.