Het is een geliefde bezigheid van wetenschappers: mopperen op de pers en op de manier waarop die – vooral hun eigen – onderzoek aan het publiek heeft gepresenteerd. De onervaren onderzoeker stampvoet en raast, de door de wol geverfde collega schudt meewarig het hoofd en is blij dat in ieder geval zijn naam verkeerd gespeld is.
Nu zal niemand volhouden dat wetenschappers, en andere slachtoffers van de media, nooit reden tot klagen hebben, maar het is misschien aardig om eens een gedachte-experiment te doen. Stel dat journalisten alles goed zouden doen en het wetenschappelijke persbericht, van tijdschrift of universiteit of industrie, nauwgezet en trouwhartig zouden volgen, komt de wetenschap dan wel goed in de krant? Dat hangt nog.
De journalist is weliswaar de laatste schakel in de productieketen van het nieuws, maar niet de enige, en misschien niet eens de zwakste. Op de stadsredactie gaan verslaggevers nog weleens zelf de straat op om achter het nieuws aan te gaan, maar de wetenschapsredactie is, of ze het wil of niet, bijna geheel afhankelijk van persberichten. Wetenschappelijke, ‘peer-reviewed’ artikelen zijn ons dagelijks dieet, en omdat we te beroerd zijn om ze allemaal te lezen, zijn er persberichten die ons helpen bij een eerste schifting – de rij is eindeloos.
Maar geen rij zonder voordringen. Tijdschriften, universiteiten en industrieën willen allemaal in de krant, de tijd en de ruimte zijn beperkt, dus niemand schiet er wat mee op als je netjes je beurt afwacht.
En misschien hebben huisartsen zelf ook iets aan deze punten. Journalisten niet, die doen alles goed, hebben we immers aan het begin gesteld.
Hans van Maanen
Hans van Maanen is wetenschapsjournalist.