H&W maakt gebruik van functionele cookies die strikt noodzakelijk zijn voor de werking van de website en analytische cookies om inzicht te krijgen in de werking en effectiviteit van de website.
H&W maakt gebruik van functionele cookies die strikt noodzakelijk zijn voor de werking van de website. We gebruiken analytische cookies om de website te verbeteren. Tevens gebruiken we cookies voor advertenties. U kunt hieronder aangeven welke cookies u toestaat. We gebruiken de volgende cookies:
Door in te loggen op HAweb krijgt u toegang tot de artikelen op HenW.org.
Beste abonnee, je hebt toegang tot HenW.org door in te loggen met je HAwebSSO-account. Onlangs heb je mail van ons ontvangen hoe je dit account kunt activeren. Hulp nodig bij het aanmaken van een nieuwe inlog? Heb je vragen? Neem dan contact op met onze supportteam via contactcentrum@nhg.org.
Toelating tot de Nederlandse huisartsopleiding wordt idealiter bepaald door medische en persoonlijke kwaliteiten. Op dit moment vindt selectie plaats op basis van een sollicitatiebrief, hierna worden de kandidaten beoordeeld in een sollicitatiegesprek. Echter, niet alle opleidingscentra zijn even geliefd, oftewel, de ratio tussen het aanbod van kandidaten en het aantal beschikbare opleidingsplekken is verschillend binnen de acht centra.
Dit leidde bij Utrechtse onderzoekers tot de vraag of de plek van sollicitatie, naast kwaliteiten van de kandidaat, óók een rol speelt bij de toelating tot de huisartsopleiding. Om dit te onderzoeken is bij de acht opleidingscentra gedurende één sollicitatieronde (2009 of 2010) de kandidaat-opleidingsplekratio bepaald en zijn demografische factoren van de kandidaten (n = 542) verzameld. Bovendien zijn alle kandidaten die uitgenodigd waren voor het sollicitatiegesprek (n = 478; 88%) op vier kwaliteiten beoordeeld: motivatie, oriëntatie op het beroep, persoonlijke kenmerken en leerbehoefte.
Wat bleek? De kans om uitgenodigd te worden voor het sollicitatiegesprek op basis van de brief was lager indien er meer kandidaten per opleidingsplaats beschikbaar waren. Ook was deze kans lager bij mannen en bij kandidaten die de geneeskundeopleiding niet in Noordwest-Europa hadden gevolgd. De kans op toelating tot de huisartsopleiding na het sollicitatiegesprek bleek daarnaast sterk afhankelijk van de kandidaat-opleidingsratio: hoe hoger de ratio, des te lager de kans op toelating. Verder (gelukkig maar) waren de vier beschreven kwaliteiten ook voorspellers voor toelating tot de opleiding. Andere kandidaatskenmerken, zoals leeftijd, geslacht en frequentie van sollicitatie voor de opleiding waren niet geassocieerd met toelating.
Solliciteren bij een ‘geliefd’ opleidingscentrum verlaagt de kans om toegelaten te worden tot de huisartsopleiding. Een ogenschijnlijk logische bevinding, maar als je ervan uitgaat dat de kwaliteit van de kandidaten vergelijkbaar is tussen de centra, dan is het de vraag of dit wenselijk is. Ter preventie van deze ‘ongelijkheid’ wordt een landelijke toelatingsprocedure voor de opleiding geopperd door de auteurs. Dan rest nog wel de vraag: zijn de toekomstige aios bereid om te verhuizen binnen Nederland voor de opleiding?