Hoewel acute sinusitis meestal vanzelf overgaat, zoeken veel patiënten vanwege de pijn hulp bij de huisarts (incidentie 15 tot 30 per 1000 patiënten per jaar). Aangezien de oorzaak van de pijn een obstructie van de openingen tussen neus en bijholten is, lijkt het geen merkwaardige gedachte om dan corticosteroïden voor te schrijven. Helaas leverde onderzoek naar het effect van intranasale corticosteroïden geen overtuigende resultaten op. De auteurs opperen dat de beperkte bereikbaarheid van de neusholten door zwelling van het slijmvlies hiervoor de reden kan zijn. Als orale corticosteroïden wel effect hebben op de (pijn)klachten bij sinusitis, zonder dat er sprake is van bijwerkingen, zou dat voor de huisarts een uitbreiding van zijn therapeutisch arsenaal betekenen.
Hoewel slechts vier onderzoeken konden worden geïncludeerd, is er sprake van een zeer degelijk uitgevoerde review. De auteurs geven op een duidelijke en minutieuze wijze aan waar de beperkingen liggen in de onderzoeken. De voorzichtige conclusie dat orale corticosteroïden als adjuvante behandeling bij orale antibiotica de klachten van een acute sinusitis op korte termijn lijken te kunnen verlichten, wordt dan ook correct genuanceerd.
Niettemin kunnen enkele zaken nog worden uitgelicht. Het belangrijkste verschil met de huidige NHG-Standaard Rhinosinusitis is uiteraard dat die in de meeste gevallen afraadt antibiotica voor te schrijven. Nederlandse huisartsen zullen in het geval van acute sinusitis orale corticosteroïden niet snel combineren met antibiotica en het is dan ook veel interessanter om het effect te onderzoeken van monotherapie van orale corticosteroïden versus NSAID’s en/of lokale decongestiva.
Een ander punt van verschil met de huidige praktijk is de diagnostiek waarbij de huisarts vooral afgaat op de anamnese en niet op de in de review toegepaste aanvullende onderzoeken. Daar komt nog bij dat het in de eerste lijn de voorkeur geniet om te spreken over rhinosinusitis en niet over sinusitis, omdat normaliter zowel de slijmvliezen van de neus als de bijholten zijn ontstoken. In dat licht bezien is het opvallend dat de auteurs de gewone verkoudheid (common cold) hebben geëxcludeerd in hun zoektocht naar geschikte RCT’s, aangezien de grens tussen deze twee diagnoses erg onscherp is.
Samengevat deel ik de conclusie van de auteurs dat orale corticosteroïden als adjuvante therapie bij orale antibiotica de klachten van acute sinusitis op korte termijn lijken te verlichten, maar erg relevant is een en ander pas als dit ook het geval blijkt te zijn zonder antibiotica.