De oudste zoon belde mij: ‘Mijn vader ligt in het ziekenhuis, en hij is er erg slecht aan toe. Hij is lichamelijk en geestelijk “op”, zoals dat heet. Eigenlijk wil hij sterven. Hij kwam zelf met die wens en uit die nu keer op keer, vaak huilend. Kunt u niet even bij hem langskomen? Ik zal er dan ook zijn.’ Die vader ken ik al bijna twintig jaar. Hij had nooit ernstige problemen totdat anderhalf jaar geleden zijn vrouw overleed, na een lang en treurig ziekbed. Toen was er iets geknapt in hem. Lichaam en geest gingen haperen. Die middag zat ik aan het ziekenhuisbed bij een ernstig zieke patiënt. Endocarditis, fors lekkende hartkleppen, bijna volledig nierfunctieverlies en vermoedelijk darmkanker. Een meningitis van een jaar geleden had onbekend letsel veroorzaakt. Nierdialyse was geïndiceerd, maar daarvoor was hij fysiek te zwak. Indringend praatte ik met de redelijk aanspreekbare man, en zijn doodswens was overtuigend, ook voor mij. Hij greep mijn handen en stamelde: ‘Help me…’ En: ‘Ze maken me hier kapot…’ Op de gang sprak ik verder met de zoon. De kinderen, en hun vader, wilden in elk geval de medicatie stopzetten en dachten ook aan palliatieve sedatie. Ze hadden dat ook met de cardioloog besproken, maar die weigerde medewerking omdat de wens van de patiënt, in diens ogen, niet consistent was. Ik beloofde met hem te overleggen. Dat deed ik ook, maar zonder enig resultaat: de cardioloog bleef bij zijn standpunt de patiënt door te behandelen. Impasse.
Heb ik er goed aan gedaan mij hiermee zo te bemoeien? Die overplaatsing was natuurlijk geen pretje voor de patiënt… Ik twijfelde aan mijn optreden tot ik een uitvoerige bedankbrief kreeg van de oudste zoon. Toen pas was ik tevreden. Ook omdat blijkt dat persoonlijke inzet concrete resultaten oplevert. Ik kan u nu verzekeren: er zijn slingerpaden om de bureaucratische snelwegen heen. Iemantsverdriet
Reacties
Er zijn nog geen reacties.