Het is essentieel om onderscheid te maken tussen primair (benigne) snurken en het slaapapneusyndroom, aangezien het laatste ernstige gezondheidsrisico’s met zich meebrengt. De typische patiënt met een OSAS is adipeus, snurkt luid, waarbij de bedpartner ademstops heeft waargenomen, vertoont een ogenschijnlijk goede slaap met toch slaperigheid overdag, wat al of niet gepaard gaat met ochtendhoofdpijn en dutjes overdag. Bij deze patiënten is sprake van een hoge AHI bij polysomnografie.
2 OSAS komt echter ook voor bij niet-adipeuze patiënten, bij minder uitgesproken klachten en een lagere AHI
. Andere mogelijke klachten zijn prikkelbaarheid, concentratiestoornissen, wakker worden met verstikkingsgevoelens, nachtzweten en droge mond bij het ontwaken.
De anamnese is de sleutel tot de diagnose. De huisarts dient de mate van het snurken na te gaan en te informeren naar klachten van slaperigheid of moeheid overdag. Te denken valt aan het in slaap vallen tijdens vergaderingen, tijdens het autorijden of onder het tv-kijken. Tevens moet men vragen naar het bestaan van ademstilstanden (hetero-anamnese van de bedpartner). Omgekeerd kan onbegrepen slaperigheid overdag en of onbegrepen moeheid een aanwijzing zijn voor het slaapapneusyndroom [kader].
Bij lichamelijk onderzoek inspecteert de huisarts de keel-, neus- en mondholte, bekijkt de anatomie van de onderkaak, bepaalt het gewicht, meet de bloeddruk, gaat de cardiovasculaire status na en vraagt bij een vermoeden van hypothyreoïdie een TSH-bepaling aan.
Indien de bedpartner tijdens het snurken ademstilstanden vaststelt en/of de patiënt vertelt dat er overdag sprake is van slaperigheid en moeheid, is er een verdenking op het bestaan van het slaapapneusyndroom. Verwijzing naar een (slaap)specialist (longarts, neuroloog of kno-arts) is dan nodig voor verdere diagnostiek. Thuisregistratie van de ademhaling, waarmee men apneus en hypopneus kan vaststellen, kan men vanuit de kliniek organiseren. Tegenwoordig zijn er meetinstrumenten beschikbaar die behalve de ademhaling ook het hartritme en de zuurstofsaturatie van het bloed meten [
figuur 2].
8 Indien er mogelijk sprake is van het slaapapneusyndroom, moet de kno-arts de structuren van de bovenste luchtwegen al dan niet met scopie inspecteren, om eventuele obstructies en vernauwingen op te sporen.