Praktijkprobleem
Achtergrond
-
In de eerste plaats moeten we rekening houden met het vinden van een verschil terwijl dat in feite niet bestaat. Dit wordt een ‘type-1-fout’ genoemd en wordt aangeduid als alfa (a). Onderzoekers hanteren vrijwel altijd een alfa van 5%.
-
Daarnaast moeten we ook rekening houden met het missen van een wél bestaand relevant verschil. Dit wordt een ‘type-2-fout’ genoemd en aangeduid als bèta (ß). De power of het onderscheidingsvermogen van een onderzoek is het complement van bèta (dus 1 - ß). Meestal houden onderzoekers een bèta op 10% of 20%.
-
Ook is het van belang voor welke uitkomst de clinicus het huidige beleid wil veranderen. Op basis van kennis uit de praktijk of uit de literatuur geeft hij aan welk verschil er werkelijk toe doet. Dit noemt men een minimaal klinisch relevant verschil. Bijvoorbeeld: met een bepaald geneesmiddel wordt bij 50% genezing bereikt. De onderzoekers kunnen dan beredeneren dat een nieuw geneesmiddel pas beter is als het 10% meer mensen van hun klacht afhelpt.
Uitwerking
Betekenis voor de praktijk
Literatuur
- 1.↲↲Knuistingh Neven A, Jamin RH, Van Geldrop WJ (redactie). Vraagbaak statistiek en methodologie. Een leidraad met praktische oefeningen opgesteld door de Commissie Wetenschappelijk Onderzoek NHG. Utrecht: NHG, 2003.
- 2.↲↲Pocock SJ. Clinical trials, a practical approach. Chichester: John Wiley & Sons, 1995.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.