Dokter: Wat kan ik voor u doen?
Patiënte: Ja dokter, ik heb last met plassen.
Dokter: ….
Patiënte: Geen pijn of zo. Ik kan het soms moeilijk ophouden.
Dokter: En dan gebeurt er wel eens een ‘ongelukje’?
Patiënte: Nou, zeg maar ‘ongeluk’!
Dokter: Da’s vervelend voor u.
Patiënte: Ontzettend! Ik heb al van alles geprobeerd: warme sokken, geen koffie of thee meer drinken, steeds vóór ik de deur uitga even naar de wc, maar het helpt allemaal niet. En die verbandjes: ik heb het idee dat ik stink! Soms denk ik dat ik mezelf ruik op mijn werk. Dan ga ik naar de wc en ga ik mezelf van onder wassen: Da’s toch niet normáál meer! Hebt u daar nou geen oplossing voor?
Hier aangekomen kan ik een keuze maken: me beperken tot de wat mechanische/fysiek georiënteerde aanpak van de NHG-Standaard of me ook richten op de aloude vraag: waarom komt déze patiënt op dít moment met déze klacht bij míj? Ik heb waarschijnlijk meer dan 500 patiënten in mijn praktijk met dit probleem, maar ze komen lang niet allemaal naar de praktijk. Schaamte, financiële afwegingen en weerzin tegen ‘gedokter’ zullen daarbij wel een rol spelen. Maar bij urgency-incontinentie is – denk ik – meer aan de hand: seksuele problemen, slechte stemming, angst of spanning spelen vaak een rol in de overgang van symptoom naar klacht en dat geldt ook voor de intensiteit van de urgency-klachten. Psychologische omstandigheden bepalen dus gedeeltelijk of en wanneer een vrouw naar de dokter gaat met deze klacht. Zo bezien is urgency-incontinentie eigenlijk ook een soort stressincontinentie.
Ferdinand Schreuder