Sinds de nieuwe Zorgverzekeringswet in 2006 geldt het principe ‘minder overheid, meer markt’ in de zorg en is het primaat van ‘zorginkoop’ gelegd bij verzekeraars. De laatste jaren kijken zorgverzekeraars met name naar prijs. Dit proefschrift onderzocht of het huidige systeem kan leiden tot synergie van zorginkoop op kwaliteit met tegelijkertijd kwaliteitsverbetering bij huisartsen. Met andere woorden: is een aanpak mogelijk voor het inkopen van zorg op kwaliteit waarbij verzekeraar en huisartsen afspraken maken over de uitkomsten? De auteurs zijn Paul van Dijk, oud-huisarts en adviserend geneeskundige bij Agis, en Wouter Hogervorst, huisarts en directeur Zorg van de Stichting Gezondheidscentra Amsterdam Zuidoost (GAZO). De auteurs deden een evaluatieonderzoek naar een project in Amsterdam waarin huisartsen en de dominante verzekeraar (Agis) afspraken maakten over kwaliteitsverbetering op twee klinische thema’s: de diagnostiek en behandeling van depressie en het opsporen van hoge risico’s op langdurige arbeidsongeschiktheid (LAO). Voor het laatste thema ontwikkelden de auteurs een protocol waarmee huisartsen in vijf stappen (risicofactoren) konden nagaan of er bij patiënten een hoog risico op LAO bestond. Voor de nulmeting gebruikte men het HIS van de deelnemende huisartsen (29) om alle werkgerelateerde consulten te verzamelen en te scoren op elementen uit het protocol. Bij 25% van de consulten bij patiënten van 15 tot 65 jaar was informatie over werk aanwezig. Vervolgens keek men wat de effectiviteit van het protocol was bij de deelnemende huisartsen. Veertien huisartsen gebruikten het protocol 1 jaar, 12 huisartsen vormden de controlegroep. Uitkomsten bepaalde men achteraf met een search in het HIS. In de groep die het protocol had gebruikt bleek geen toename van het aantal werkgerelateerde consulten, informatie over de risicofactoren op LAO steeg met 4,5% in de interventiegroep. Het aantal verwijzingen naar de bedrijfsarts was in de interventiegroep 2,9% hoger. De huisartsen in de interventiegroep kregen terugkoppeling van de onderzoekers tijdens het jaar, de controlegroep niet. De onderzoekers keken ook naar de ervaring van de huisartsen die met het protocol werkten en hoe zij de rol van de verzekeraar zagen. Dat deden ze met twee vragenlijsten. Daaruit bleek dat het werken met het protocol in de praktijk relatief eenvoudig was, maar dat de opvattingen onder de huisartsen over de zorgverzekeraar niet waren veranderd. Het wantrouwen naar de verzekeraar bleef. Voor de diagnostiek en behandeling van depressie formuleerden de onderzoekers zes prestatie-indicatoren en doorzochten vervolgens het HIS van zes huisartsen op het voorkomen van depressieve stoornissen. Alle verzamelde consulten werden gescoord op de aanwezigheid van de zes prestatie-indicatoren. De zes huisartsen (interventiegroep) stelden ‘targets’ vast aan de hand van de prestatie-indicatoren en maakten hierover afspraken met de verzekeraar. Twee groepen huisartsen (13) vormden de controlegroep en aan hen werden de gekozen indicatoren niet bekendgemaakt. Tijdens het meetjaar ontvingen de huisartsen uit de interventiegroep individuele feedback over de prestatie-indicatoren en volgden ook nog een cursus over depressieve stoornissen. Er bleek geen verschil tussen controle- en interventiegroepen na een jaar. Ook hier veranderde de opvatting van de huisartsen over de verzekeraar niet, wel waren de huisartsen tevreden over de manier van werken.
Wat betekent dit proefschrift voor de Nederlandse huisarts? Tussen de interventie- en de controlegroepen van beide projecten was er nauwelijks verschil in uitkomsten, in die zin leverde de interventie dus niets op. De opvattingen van alle deelnemende huisartsen over de samenwerking met de verzekeraar veranderden ook niet noemenswaardig. De promovendi stellen dat huisartsen zich beter moeten organiseren en zich verder moeten ontwikkelen in de onderhandelingen met de verzekeraar, zodat er een gelijkwaardig speelveld ontstaat. De onderzoekers concluderen dat er op dit moment nog zeker geen ‘synergie’ is tussen huisartsen en verzekeraars. Die conclusies lijken juist, maar het is de vraag of de uitkomsten van de twee projecten in dit proefschrift hiervoor voldoende onderbouwing geven. Koos Jongebreur
Reacties
Er zijn nog geen reacties.