In een RCT uit de VS werden 205 ouderen (gemiddelde leeftijd 80,3 jaar) geselecteerd met het hoogste risico om opgenomen te worden in een ziekenhuis of een bezoek aan de spoedeisende hulp te moeten brengen op basis van onder andere hun leeftijd, ziekenhuisopnames in het verleden en comorbiditeit/multimorbiditeit. Exclusiecriteria waren onder andere patiënten die in een verpleeghuis woonden of dementie hadden.
Elke patiënt in de interventiegroep kreeg een telemonitorapparaat thuis en uitleg over het gebruik hiervan. Dagelijks vulden de patiënten een vragenlijst op het apparaat in en werden met behulp van het apparaat metingen verricht zoals gewicht, bloeddruk, bloedsuikerspiegel en pulse-oximetrie. De gegevens werden dagelijks verzonden en bekeken door een speciaal getrainde verpleegkundige. Zij nam contact met de patiënt als daarvoor aanleiding was. Dat contact verliep telefonisch of via de functionaliteit videogesprek op het telemonitorapparaat, ook in het weekend. Zo nodig nam de verpleegkundige contact op met de primary care physician van de patiënt. Deze gang van zaken werd vergeleken met de gebruikelijke zorg.
Na 12 maanden had in de telemonitorgroep 63,7% een ziekenhuisopname en/of een bezoek aan de spoedeisende hulp doorgemaakt, tegenover 57,3% in de groep die gebruikelijke zorg ontving. Dit verschil was niet significant. In de telemonitorgroep overleden 15 patiënten (14,7%), tegenover 4 (3,9%) in de usual-caregroep (p = 0,008). De auteurs hebben geen verklaring voor het hoger aantal overleden patiënten in de telemonitorgroep. Mogelijk gaf een onbekende factor een lagere sterfte in de usual-caregroep of een hogere sterfte in de telemonitorgroep, bijvoorbeeld overdiagnostiek.
De gebruikelijke zorg voor ouderen met multimorbiditeit lijkt niet onder te doen voor een pro-actieve benadering met dagelijkse controles middels telemonitoring. Voor de huisarts wiens patiëntenpopulatie aan het vergrijzen is en die de multimorbiditeit bij deze groep ziet toenemen is telemonitoring voorlopig niet een oplossing om de zorg voor deze groep ouderen te verbeteren.
Simon Eijsenga