Urineweginfecties komen veel voor bij ouderen: in de huisartsenpraktijk heeft 20% van de ouderen jaarlijks een urineweginfectie, in het verpleeghuis is dit zelfs 50%. Onder de bewoners van een verzorgingshuis, die in de eerste lijn worden behandeld maar met de huidige criteria bij indicering steeds meer op de verpleeghuispopulatie lijken, zal dit aantal ongetwijfeld ook hoog zijn.
Caljouw beschrijft in haar proefschrift onderzoeken naar het optreden van urineweginfecties, naar de gevolgen daarvan, en naar het nut en de kosten van preventie met cranberry’s. Haar onderzoeken zijn deels gesitueerd in een eerstelijnspopulatie en deels in een verpleeghuispopulatie. De toepasbaarheid van haar bevindingen voor de huisartsenpraktijk zijn beperkt.
Het klassieke beeld van de verwarde kwetsbare oudere in een verzorgingshuis met een urineweginfectie is bekend. Het stille delier, waarbij het symptomencomplex wordt gemist door de verzorgende en de huisarts niet wordt ingeschakeld, is een ander bekend probleem. De groep ouderen die nog een grote mate van zelfredzaamheid heeft, blijkt echter ook een stap terug te zetten na het doormaken van een urineweginfectie. In de Leiden 85+ studie werden ouderen in een open (dus eerstelijns)populatie gevolgd, en het optreden van een urineweginfectie bleek te leiden tot een toenemende ADL-afhankelijkheid. Dit gold vooral voor de groep mensen die voorheen geen beperkingen in hun ADL ondervonden. Het effect was sterker na een urineweginfectie dan na een lageluchtweginfectie. Of adequate bestrijding van de infectie en begeleiding bij eventuele toegenomen ADL-afhankelijkheid bij deze groep zinvol zijn, zou een interessante en maatschappelijk relevante onderzoeksvraag zijn.
In een groep verpleeghuisbewoners werd een RCT gedaan naar het preventieve effect van cranberrycapsules. Het aantal infecties werd met een kwart gereduceerd, 1 op de 5 bewoners kreeg zelfs helemaal geen urineweginfectie meer, maar daarvoor moesten de capsules wel minimaal 2 maanden worden ingenomen. Uit kostenoogpunt is deze interventie niet de moeite waard, maar terecht stelt de auteur de retorische vraag of deze kille economische analyse de gevolgen van de infecties voor de bewoners wel voldoende meeneemt. Als familie van verzorgingshuisbewoners u vraagt of het drinken van cranberrysap op eigen kosten zinvol kan zijn, dan kunt u met dit proefschrift in gedachten volmondig ‘ja’ zeggen.
Sjoerd Hobma