Er is veel variatie in doseringen van escitalopram om een positief klinisch effect te krijgen. Dat feit was de aanleiding voor een retrospectief onderzoek onder 2087 gebruikers van escitalopram. De onderzoekers gebruikten een tweedelijns database met zowel serumconcentraties escitalopram als de genotypering van het CYP2C19-enzym. Zij verdeelden de genotypering over zes verschillende metaboliseringsprofielen en vergeleken vervolgens de serumconcentratie escitalopram binnen deze profielen. Deze bleek te variëren van 3,3 tot 0,8 maal (p < 0,005) de concentratie van het meest voorkomende profiel.
Het primaire eindpunt was het binnen een jaar switchen naar een ander middel, als teken dat de behandeling niet aansloeg. Dit bleek bij het traagste profiel (30,7%) en de twee snelste profielen (17,8% en 28,9%) significant vaker het geval te zijn dan in de referentiegroep (11,8%; p < 0,005). Volgens de onderzoekers zijn de meest voor de hand liggende oorzaken om te switchen het niet of te laat bereiken van een effectieve behandeldosis bij de snelste profielen en de hoge serumconcentratie bij het traagste profiel met meer bijwerkingen. Beperkingen van het onderzoek: de indicatie en uitkomst van de behandeling zijn onbekend en het betreft een tweedelijnspopulatie.
De NHG-Standaard Depressie beschrijft reeds de genetische verschillen in de metabolisering van TCA’s. In dit onderzoek had 33% van de onderzochte patiënten een van de significant afwijkende profielen. Dat percentage ligt in de eerste lijn waarschijnlijk lager. Als behandeling met escitalopram niet aanslaat, is het advies voor de huisarts om de eventueel genetische invloed met een psychiater of apotheker te bespreken.
Literatuur
- Jukić MM, et al. Impact of CYP2C19 genotype on escitalopram exposure and therapeutic failure. Am J Psychiatry. 2018;175:463-70. DOI:10.1176/appi.ajp.2017.17050550.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.