Het herkennen van een onrustig hyperactief delier zal meestal niet zo moeilijk zijn. Een stil delier of een mengbeeld is lastiger te herkennen, en ook een fluctuerend beeld kan het herkennen moeilijk maken – als arts ben je vaak maar kort bij de patiënt, hooguit tien tot twintig minuten.
Bij een delier is het aan te raden om vragen aan de patiënt kort en duidelijk te houden. Een heteroanamnese is essentieel, zeker in een dienstsituatie met een onbekende patiënt. Het gaat bij de anamnese om de voorgeschiedenis (verhoogde kwetsbaarheid?) en of patiënt al eens eerder een delier heeft gehad (welke oorzaak?). Zijn er recente medische ingrepen geweest of veranderingen in de medicatie? Zijn er acute symptomen, zoals koorts, hoesten, kortademigheid of pijnlijk plassen, die wijzen op een infectie? Is er sprake van pijn?
Vaak valt de stoornis in de aandacht op tijdens het stellen van vragen, en het veranderde bewustzijnsniveau tijdens het observeren. Oriëntatie en geheugen zijn met een paar vragen te testen, evenals het bestaan van wanen. Gevoelens van angst, paniek en vervreemding moeten ter sprake gebracht worden.
Bij het lichamelijk onderzoek is de indruk van de mate van ziek zijn van belang. Pijn, urineretentie en obstipatie kunnen een delier verergeren. Aangezien de verwoording van de klachten soms tekortschiet, is een systematisch onderzoek nodig. Dat omvat hart, longen en buik, met speciale aandacht voor urineretentie, obstipatie of andere darmproblematiek, een korte neurologische evaluatie met betrekking tot uitval of andere stoornissen, en een algemene beoordeling op aanwijzingen voor trauma (mishandeling?). Aan het bed worden temperatuur, pols, bloeddruk, zuurstofsaturatie en glucose gemeten, en de urine wordt getest op nitriet (zie de casus van mevrouw A). Bij een vermoeden van bacteriële pneumonie kan men eventueel een CRP-test doen.
Een aantal oorzaken, zoals hypoglykemie of hypoxie, kan direct worden vastgesteld, en dat geldt ook voor medicatiewijzigingen, angst, depressie of desoriëntatie na een verhuizing of opname in een verzorgingshuis. Voor hyponatriëmie, lever- of nierfalen en hypercalciëmie zal bloedonderzoek nodig zijn; dan is de vraag of zulk onderzoek kan wachten of dat men de patiënt meteen moet insturen. Voor het vaststellen van een hersenaandoening zal een scan nodig zijn, en of dat therapeutische gevolgen heeft voor de patiënt hangt vooral af van de prognose. Voor een deel van de patiënten zal opname in een ziekenhuis nodig zijn.
In de laatste 48 uur voor de dood is orgaanfalen vaak de oorzaak van een zogeheten terminaal delier. Zo’n delier is nauwelijks meer reversibel doordat het lichaam steeds slechter functioneert (zie de casus van de heer B).