Een huisarts mag zijn beroepsgeheim doorbreken indien de patiënt hem daarvoor gerichte en expliciete toestemming geeft. Volgens de wet kan de patiënt zijn toestemming zowel mondeling als schriftelijk geven. In geval van een verzoek door een medisch adviseur is het overleggen van een schriftelijke machtiging, een ondertekende verklaring waarin de patiënt de medisch adviseur toestemming geeft informatie op te vragen, in de praktijk een harde eis. Zonder machtiging, met gerichte vragen en een expliciete vraag om toestemming, geen informatieverstrekking. Dat geldt ook bij telefonische beantwoording van een verzoek om informatie – er moet dan eerst een schriftelijke machtiging zijn. Deze regel geldt ter bescherming van de privacy van de patiënt, met als achterliggend doel te kunnen waarborgen dat iedereen zich vrijelijk en zonder vrees voor openbaarmaking van het toevertrouwde tot een arts kan wenden voor behandeling of advies.
De huisarts moet ervan overtuigd zijn dat het de patiënt zelf is die de machtiging heeft getekend. In geval van twijfel over de authenticiteit van bijvoorbeeld de handtekening is het verstandig bij de patiënt navraag te doen. De huisarts dient verder de overtuiging te hebben dat er sprake is van vrijwillige toestemming. Nu is vrijwilligheid ingeval van een verzekeringsclaim een relatief begrip: geen toestemming betekent al snel geen vergoeding door de verzekeraar. Niettemin moet de patiënt zich realiseren wat de eventuele gevolgen zijn van het verstrekken van informatie, zeker als de huisarts meer informatie geeft dan nodig is. Zo kan een verzekeraar, althans een medisch adviseur, aldus over allerlei andere zaken kennis verkrijgen, wat mogelijk van invloed is op de behandeling van toekomstige schadeclaims of verzoeken om aanpassing van de verzekeringspolis.
Mede vanwege deze achtergrond mag een huisarts volgens de eerder genoemde KNMG-Richtlijnen inzake het omgaan met medische gegevens alleen gerichte vragen beantwoorden. Uit de vraag moet duidelijk zijn met welk doel de medisch adviseur om informatie verzoekt en, voor zover van toepassing, over welke gegevens de medisch adviseur reeds beschikt. De behandelend (huis)arts hoeft bij de beantwoording van de vraag niet meer informatie te verstrekken dan strikt nodig. Een voorbeeld van een gerichte vraag is: ‘Heeft verzekerde zich eerder tot u gericht in verband met concentratiestoornissen? Zo ja, wanneer was dat en wat was de aard van de klachten?’ Een voorbeeld van een ongerichte vraag is: ‘Kunt u mij een overzicht geven van alle gezondheidsklachten waarmee verzekerde zich de afgelopen drie jaar tot u heeft gericht?’ of ‘Stuurt u mij a.u.b. een afschrift van het gehele medisch dossier van verzekerde.’ Volgens zowel de Richtlijnen inzake het omgaan met medische gegevens als de (tucht)rechtspraak mag een huisarts dergelijke ongerichte vragen niet beantwoorden – de huisarts dreigt dan al snel, zonder toestemming, onevenredig veel informatie te geven. Zo’n brief mag per kerende post retour naar de afzender met de mededeling: ‘Graag een gerichte vraag’.
De huisarts moet zich niet alleen beperken tot het beantwoorden van gerichte vragen, het antwoord mag voorts alleen voor de vraag relevante informatie bevatten die feitelijk van aard is. Met dit laatste bedoelt de richtlijn dat de (huis)arts de informatie objectief heeft vastgesteld en als zodanig heeft genoteerd in het medisch dossier, dan wel dat de informatie op te maken is uit andere vaststaande en in het dossier opgenomen gegevens (laboratoriumuitslagen, foto’s, gegevens afkomstig van een medisch specialist). Daarbij is het niet de bedoeling dat de huisarts zich beperkt tot het kopiëren van op de vraag betrekking hebbende onderdelen uit het medisch dossier. Voor het tarief (zie beneden) dat de huisarts in rekening mag brengen, wordt van de huisarts verwacht dat hij moeite doet om relevante informatie te verstrekken waarmee de medisch adviseur echt iets kan, zonder de privacy van de patiënt onnodig te beperken. ‘De patiënt klaagde over concentratiestoornissen’ (subjectief) is niet vanzelfsprekend hetzelfde als ‘de patiënt heeft concentratiestoornissen’ (objectief). Huisartsen krijgen verder het dringende advies om geen informatie van oordelende aard te geven, zoals een opvatting over het herstelgedrag of een inschatting van de herstelkansen. Zie het bovenstaande over geneeskundige verklaringen. Een huisarts mag zich ook niet laten verleiden tot het stellen van een prognose als dat geen behandeldoel dient, zoals een beoordeling.
Het is bekend dat medisch adviseurs zich graag bedienen van ‘standaardvragen’, zoals: ‘Kunt u meer vertellen over de toedracht en het tijdsbeloop van de bovengenoemde aandoening(en)?’ of: ‘Kunt u aangeven welk onderzoek u hebt gedaan bij bovengenoemde aandoening(en) (kunt u kopieën van de uitslagen van deze onderzoeken meesturen)’ [ casus]. Dit soort vragen kan men nauwelijks als ‘gericht’ aanmerken en de patiënt kan dan evenmin expliciete toestemming geven. Het is niet aan de medisch adviseur om (standaard) de onderzoeksmethoden van een huisarts te toetsen, laat staan de daarop betrekking hebbende gegevens op te vragen. De te verstrekken informatie moet naast ‘gericht’ ook ‘noodzakelijk’ zijn. Indien niet aan die voorwaarden is voldaan, verstrekt de huisarts de gegevens niet of hij vraagt om een nadere toelichting.
Is een huisarts bij een verzoek van een medisch adviseur van een verzekeraar om patiëntgegevens gehouden desgevraagd of eigener beweging bijlagen toe te voegen, bijvoorbeeld een kopie van een specialistenbrief of een uitdraai van de voorgeschreven medicatie? De wetgeving, rechtspraak, de Richtlijnen inzake het omgaan met medische gegevens en andere richtlijnen laten zich hierover niet expliciet uit. In het algemeen zal gelden dat indien de huisarts de gestelde vraag via het verstrekken van feitelijke informatie kan beantwoorden, het meesturen van bijlagen niet nodig is – en daarom ook achterwege moet blijven. Deze bijlagen kunnen bovendien meer informatie bevatten dan nodig voor de beantwoording van de gerichte vraag.
Vormt de privacy van anderen een reden om af te zien van het meesturen van bijlagen? Dat kan het geval zijn als de bijlage ook informatie bevat over bijvoorbeeld de naasten van de patiënt. De privacy van een ander kan zelfs reden zijn om de patiënt inzage in en een kopie van het betreffende onderdeel van het dossier te weigeren. Dat een specialistenbrief de naam van de specialist bevat is geen reden om van verstrekking af te zien. Zo’n brief is bedoeld om de huisarts te informeren over de behandeling of het ontslag van een patiënt. Deze brief hoort thuis in het dossier van de patiënt. De specialist moet weten dat de patiënt in beginsel recht heeft op inzage en afschrift van alle dossierstukken, dus ook van specialistenbrieven, en dat de huisarts die brieven met toestemming daarom ook kan doorsturen. De mededeling ‘niet toegestaan door te sturen naar verzekeraar’, die psychiaters in het verleden veelvuldig aan hun brieven toevoegden, heeft daarom geen waarde. De huisarts kan de specialistenbrief zo nodig ook in afschrift meesturen bij een informatieverzoek van een medisch adviseur van een verzekeraar. De huisarts hoeft de specialist hierover niet apart te informeren.
Moet een huisarts de gevraagde informatie kosteloos verstrekken? Dat is niet het geval. Voor de telefonische en schriftelijke beantwoording van informatieverzoeken gelden vaste tarieven. In 2012 bedroegen deze tarieven € 19,23 in geval van telefonische beantwoording en € 38,45 bij schriftelijke beantwoording. De meest recente tarieven zijn te vinden op de site van de LHV.
Voor een huisarts kan er een moreel dilemma ontstaan indien de patiënt voorafgaand aan de adviesaanvraag heeft gevraagd om vernietiging van bepaalde delen van het dossier, evident met als doel om de beantwoording van informatievragen door een verzekeraar in een voor de patiënt gunstige richting te beïnvloeden. Bijvoorbeeld het verzoek van een patiënt om alle informatie met betrekking tot een hernia te verwijderen, terwijl de patiënt is uitgevallen bij het werk wegens rugklachten. Indien de huisarts dan feitelijke informatie moet verstrekken, zou hij op basis van het dossier moeten antwoorden dat de patiënt zich niet eerder met rugklachten heeft gemeld en dat hierover ook anderszins niets is gebleken. Een huisarts die aldus antwoordt, zal al snel het gevoel krijgen zich medeplichtig te maken aan bedrog. Hoewel een arts geen opsporingsambtenaar is, gaat het (te) ver te verwachten dat hij zich laat gebruiken om een verzekeraar op het verkeerde been te zetten. Daarmee dient de huisarts geen gerechtvaardigd belang van de patiënt. Wat is dan wijsheid? Wij adviseren de huisarts in dergelijke gevallen contact op te nemen met de patiënt om dit punt te bespreken. De huisarts kan de patiënt dan voorhouden dat hij niet in staat is deze vraag op basis van het huidige medisch dossier waarheidsgetrouw te beantwoorden. Indien de patiënt de huisarts geen toestemming geeft alsnog mededeling te doen van klachten uit het verleden, doet de huisarts er verstandig aan zich van beantwoording te onthouden. Hij kan dan melden dat hij de vraag niet kan beantwoorden vanwege een in dit opzicht onvolledig dossier.
Volledigheidshalve kan een huisarts een patiënt er altijd op wijzen dat deze recht heeft op een afschrift van het volledige medisch dossier, minus stukken die de privacy van anderen betreffen. De patiënt kan dan zelf bepalen welke gegevens hij wel of niet wenst te verstrekken aan de (medisch adviseur van de) verzekeraar. Hierbij past evenwel de waarschuwing dat het beroepsgeheim en de vertrouwelijkheid van de arts-patiëntrelatie zo makkelijk kunnen worden uitgehold. Een arts doet er goed aan een patiënt hierop te wijzen. Het is in ieder geval niet de bedoeling dat instanties aan de patiënt vragen om, met een beroep op hun recht op afschrift, een heel dossier aan ze te doen toekomen.