Kennistoets: vragen
De heer Van Hattem, 72 jaar, heeft steeds meer moeite met plassen. De straal is slap en komt moeilijk op gang, ’s nachts moet hij er regelmatig uit om te plassen. Bij rectaal toucher voelt de huisarts een vergrote gladde elastische prostaat. Het urineonderzoek is zonder afwijkingen. De huisarts vertelt de heer Van Hattem zijn bevindingen en legt hem uit dat (1) een vergrote prostaat in de meeste gevallen de oorzaak is van dit soort plasklachten. Daarnaast geeft hij uitleg over het beloop, hij legt uit dat (2) ongeveer eenderde van de mannen spontane verbetering ervaart.
1. De uitleg van de huisarts na (1) is correct.
2. De uitleg van de huisarts na (2) is correct.
Meike, 12 jaar, heeft uitslag op de romp en het bovenste gedeelte van haar armen. Vader vraagt de huisarts of het besmettelijk is. Bij onderzoek ziet de huisarts op romp en bovenarmen erythematosquameuze papuleuze laesies. Uit de anamnese blijkt dat ze een week geleden een keelontsteking heeft gehad. De huisarts stelt de waarschijnlijkheidsdiagnose psoriasis guttata. Bij deze diagnose past/passen:
3. - de leeftijd van Meike;
4. - de doorgemaakte ontsteking voorafgaand aan het uitbreken van de eruptie.
Vader vraagt of een antibioticumkuur voor de keelinfectie de huiduitslag bij Meike had kunnen voorkomen. De huisarts legt uit dat (1) hier onvoldoende bewijs voor is.
5. De uitleg van de huisarts na (1) is correct.
Mevrouw De Boer, 29 jaar, klaagt op het spreekuur over ‘dode vingers’: haar wijs- en ringvingers van beide handen worden achtereenvolgens wit, blauwpaars en rood van kleur. Dit proces duurt in totaal enkele minuten. Daarna gaan de vingers pijn doen. Ze heeft gemerkt dat het meestal optreedt als ze koude handen heeft. De huisarts zegt dat er sprake is van het fenomeen van Raynaud en geeft uitleg. Bij dit fenomeen past/passen:
6. - de blauwpaarse verkleuring;
7. - het optreden van de klachten bij kou.
De ouders van Martijn, 3 jaar, gaan met hem naar de huisartsenpost wegens een matig ernstige pseudokroepaanval. De huisarts besluit Martijn te behandelen met een eenmalige toediening van corticosteroïden oraal. Zij geeft daartoe dexamethasondrank 0,15 mg/kg. Verder spreekt zij af dat ze Martijn (1) na een uur wil terugzien.
8. De dosering dexamethasondrank is in dit geval correct.
9. Deze termijn bij (1) is correct.
Bij controle blijkt Martijn onvoldoende te reageren op de ingezette behandeling. De huisarts besluit hem naar de kinderarts te verwijzen.
10. Dit beleid van de huisarts is correct.
De antwoorden staan op pagina 440.