De aanbevolen benadering van de rokende patiënt door de dokter is het met enige regelmaat en op uitnodigende wijze informeren naar de rookgewoonte. Gedragsverandering, zoals stoppen met roken, wordt bepaald door de motivatie of attitude van de patiënt (A), door diens zelfvertrouwen of ‘self-efficacy’ (E) en door de sociale omgeving (S). De S uit dit zogenaamde ASE-model bleef bij stoppen met roken tot voor kort onderbelicht. Christiakis en Fowler analyseerden het sociale netwerk van 5123 deelnemers aan de Framingham-studie tussen 1971 en 2003, een periode waarin het percentage rokers onder volwassen Amerikanen afnam van 45% naar 21%. Zij onderzochten de invloed van het stoppen met roken door partners, broers en zussen, collega’s, vrienden, kennissen en buren op het rookgedrag van de deelnemers. De onderzoekers brachten per deelnemer gemiddeld meer dan 10 contacten in kaart. Stoppen met roken door de partner had het grootste effect: 67% afname van roken. Bij gestopte vrienden rookte 36% niet meer, bij gestopte collega’s was dit 34%, en bij een broer of zus ging het om 25%. Het minst effect hadden gestopte kennissen en buren met wie er weinig contact was. De invloed van de omgeving op stoppen met roken is dus betrekkelijk groot en concreet. Het doorvragen naar het rookgedrag van personen en eventuele stoppers in de directe omgeving van de patiënt, door de huisarts of praktijkondersteuner, verheldert de succeskans bij de patiënt die overweegt te stoppen. Via een uitnodigend, vriendelijk gesprekje met de roker – niet roken is beter – tijdens het herhaalde zorgcontact participeert de huisartsenpraktijk in het heilzame deel van het sociale netwerk van de roker. Is dat niet mooi? (Ben Ponsioen)
Literatuur
Reacties
Er zijn nog geen reacties.