Ze lopen oud en voorzichtig naast elkaar. Hoewel haar benen broos zijn, en zijn knieën stijf, is hun flair met de jaren niet verloren gegaan. Met een behouden zwier gaan ze over straat. Het is niet glad en ze zijn er vandaag samen op uitgetrokken. Want zo'n ochtend is het: koud en kraakhelder. De grachten dichtgevroren. Ze dragen hele dikke wanten, zonder voorgevormde vingers. Zo geven ze elkaar een vormeloze hand. Het geeft hen iets kinderlijks. Ze lopen zo goed en kwaad als het gaat hand in hand. Dat ontroert me. ‘Het is vandaag jouw dag,’ hoor ik hem zeggen als ik langsloop. Zij moet maar aangeven wat ze wil en wanneer. Hij schikt zich volkomen naar haar wil. ‘Ja,’ zegt ze tevreden, een glimlach op haar lippen, ‘ja dat weet ik.’ Deze mooie wintermorgen op de gracht is van haar. En dat vind ik prettig om te horen. Voor mij had deze dag nog geen speciale reden. Het was een naamloze dag. Wandelend langs de grachten kon het nog alle kanten op. En nu was de dag van deze oude, broze dame. Zij mocht het zeggen, zij mocht ermee doen wat ze wilde. De dag had niet beter kunnen beginnen. Wat ze gingen doen, deed er niet meer toe. Dit was alles wat er te weten viel over deze mensen en deze dag. Het was een noemenswaardige dag. Zo zou ik oud willen zijn. Meteen. Dat dacht ik ook nog.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.