Bijna iedere huisarts kent collega’s die twijfelachtig of onvoldoende functioneren. Er zijn programma’s om deze collega’s weer op het goede spoor te helpen. Maar werken die wel? In een recente systematische review uit Canada en de Verenigde Staten werd duidelijk dat de effectiviteit ervan behoorlijk goed lijkt.
In Canada en de Verenigde Staten is het toezicht op het functioneren sterk gekoppeld aan zogenaamde remediation programma’s. Doel is om enerzijds patiëntveiligheid te beschermen en anderzijds geen artsen te laten uitvallen. In Nederland is er ook toezicht op het functioneren en de patiëntveiligheid (vanuit de IGZ) en daarnaast zijn er vanuit diverse organisaties (bijvoorbeeld KNMG en arbeidsongeschiktheidsverzekeraars) programma’s die artsen met problemen, zoals ziekte, verslaving of psychische problemen, helpen. Er is een los verband tussen beide.
De onderzoekers vonden 38 onderzoeken naar remediation programma’s, vaak met kleine aantallen artsen. De meeste onderzoeken richtten zich op verslavingsproblematiek, daarna volgden de psychische problemen en de artsen die onvoldoende competent waren. De uitkomsten waren over het algemeen positief en 80 tot 90% van de artsen kon de carrière voortzetten. Het was op basis van de gevonden gegevens niet mogelijk iets te zeggen over de effectiviteit van de verschillende benaderingen bij de genoemde problemen. Keerzijde is dat een deel van de geïdentificeerde underperformers zich niet herkent in de diagnosen en problemen.
Het hoge succespercentage is bemoedigend en een sterkere koppeling tussen toezicht en effectieve begeleiding lijkt ook voor onze beroepsgroep een zinvol voorbeeld. De auteurs merken op dat een vroege opsporing van slecht functioneren wellicht veel menselijk leed kan voorkomen, van de zijde van patiënten én van artsen. Meer openheid over en inzicht in de effectiviteit van de huidige programma’s in Europa en in Nederland zouden een eenvoudige en zinvolle eerste stap zijn.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.