Alle nummers
Archief tijdschrift

2024, nummer 10

Jaargang
67

Nieuws

  • Vapen is het nieuwe zitten

    ‘Zitten is het nieuwe roken’, hoor je wel eens. Volgens sommige wetenschappers zitten we dusdanig veel dat de nadelige gezondheidseffecten daarvan (op populatieniveau) vergelijkbaar zijn met roken.

  • Vitamientjes?

    Wanneer gaat eindelijk die bel en is de les voorbij? Haar vingers trillen. Ze moet die Strawberry Ice proeven.

Wetenschap

  • MRSA-verspreiding is ook een probleem buiten zorginstellingen

    Meticillineresistente Staphylococcusaureus (MRSA) zou vooral een zieken­huisbacterie zijn, maar wordt ook geregeld buiten het ziekenhuis opgelopen (community-acquired (CA-)MRSA). In de afgelopen jaren vonden er meerdere aanzienlijke MRSA-uitbraken plaats in de samenleving. Een infectie met CA-MRSA kan ernstig verlopen, met onder andere abcesvorming of necrotiserende pneumonie. S. aureus blijkt geregeld resistent tegen fusidinezuur, de eerstekeusbehandeling bij impetigo, en inadequate behandeling leidt tot verdere verspreiding van MRSA. Huisartsen kunnen helpen om MRSA-uitbraken te signaleren en af te remmen.

  • Eosinofielen en inhalatiecortico­steroïden bij COPD

    De thuiszorg belt. ‘Onze zwakbegaafde COPD-patiënt kan absoluut niet puffen. Vernevelen kan wel, maar gaat moeizaam. In verband met frequente longaanvallen heeft hij er inhalatiecorticosteroïden (ICS) bij gekregen, maar weten we zeker dat het echt nodig is?’ Bepalen welke COPD-patiënten baat hebben bij ICS blijft een uitdaging. Wij zochten uit of bepaling van het eosinofielengehalte hierbij kan helpen en vonden: hoe hoger het aantal eosinofielen, hoe gunstiger het effect van ICS lijkt te zijn. Het beste afkappunt lijkt ≥ 200 cellen/μL.

  • Hoe betrouwbaar is de klinische diagnose onychomycose?

    Onychomycose (schimmelnagels) is de meest voorkomende nagelaandoening. Vaak wordt gedacht dat de diagnose gemakkelijk en correct gesteld kan worden op basis van de klinische presentatie. Volgens de NHG-Standaard Dermatomycosen is aanvullend onderzoek alleen nodig bij twijfel of als de behandeling niet aanslaat. Om te kijken hoe goed huisartsen deze diagnose stellen, vergeleken we bij 137 patiënten de klinische diagnoses van huisartsen met de uitslagen van aanvullend onderzoek. Het percentage correcte diagnosen (de positief voorspellende waarde) was 74,5%. Het percentage vals-positieve diagnosen was 25,5%. Deze bevindingen moeten worden meegenomen bij het overwegen van een behandeling.

  • Huisartsen als katalysator in interprofessioneel samenwerken

    In haar inaugurele rede bij haar benoeming tot hoogleraar zette Loes van Bokhoven het belang van interprofessioneel samenwerken in de eerstelijnsgezondheidszorg in de schijnwerpers. Ze betoogt dat het vanzelfsprekend is dat de huisarts als primus inter pares hierin het voortouw neemt. Als de huisarts zich bewust is van diens persoonlijke leiderschap en ook op basis daarvan handelt, liggen er mooie kansen voor samenwerking met collega’s in de wijk.

Praktijk

  • Referentiewaarden, klinische beslisgrenzen en streefwaarden in de laboratoriumdiagnostiek

    In vrijwel alle gevallen worden de resultaten van klinisch chemische laboratoriumdiagnostiek mede beoordeeld aan de hand van referentiewaarden of klinische beslisgrenzen. Dat is niet altijd even gemakkelijk, want laboratoria kunnen dergelijke waarden op verschillende manieren rapporteren. We laten zien welke factoren van invloed zijn op referentie­waarden en beschrijven (inter)nationale initiatieven die tot geharmoniseerde referentiewaarden moeten leiden. Ook gaan we in op de verschillen tussen referentiewaarden, klinische beslisgrenzen en streefwaarden.

  • Vapende jongeren en de rol van de huisarts

    Eén op de vijf jongeren van 12–25 jaar heeft in het afgelopen jaar een e-sigaret (vape) gebruikt. Vapen op deze leeftijd is dus zeker geen uitzondering meer en de huisarts zal steeds vaker adolescenten (of alleen hun ouders) zien die zich zorgen maken of klachten hebben. Welke kennis over het vapen is nuttig voor huisartsen en hoe kan deze kennis worden ingezet tijdens het spreekuur? En kan de huisarts ook een rol spelen buiten het spreekuur? Deze casuïstiek gaat op deze punten in.

  • Fasciitis necroticans in het hoofd-halsgebied

    Fasciitis necroticans, oftewel necrotiserende fasciitis, is een ernstige, invasieve wekedeleninfectie met een snel progressief beloop. Hoewel de extremiteiten en het perineum het frequentst zijn aangedaan, presenteert deze aandoening zich ook in het hoofd-halsgebied. Vanwege het vaak agressieve ziektebeloop, het potentieel levensbedreigende karakter en de grote impact voor patiënt, naasten en (huis)arts, zijn kennis over dit ziektebeeld en een gestroomlijnde multidisciplinaire samenwerking van belang. Door de toename van incidentie van invasieve groep A-streptokokkeninfecties, een potentiële verwekker, wordt dit ziektebeeld steeds vaker gezien. Centraal in de behandeling staat een snelle herkenning met spoedige verwijzing, gevolgd door chirurgische exploratie en debridement in combinatie met intensieve ondersteunende zorg en brede antibiotische dekking.

  • Een nieuwe diabetespatiënt heeft soms direct insuline nodig

    Niet alle patiënten bij wie de diagnose diabetes wordt gesteld, hebben diabetes mellitus type 2 (DM2). Soms voldoen patiënten niet aan het kenmerkende DM2-profiel. Wees daarom altijd alert op insulinedeficiëntie, want die kan levensbedreigend zijn. En dat de patiënt ouder is dan 40 jaar of overgewicht heeft, sluit niet uit dat hij diabetes mellitus type 1 heeft. Diagnostische aanwijzingen vormen hyperglykemische klachten en de snelheid van het ontstaan daarvan, en de hoogte van de glucosewaarden.