Bij het gebruik van orale anticonceptie is het risico op trombose drie- tot zesmaal zo groot. De pil met het minste risico op trombose is die met 20 mg ethinylestradiol en levonorgestrel. Bij een pil met cyproteronacetaat is het relatief risico op trombose sterk verhoogd – gemiddeld met een factor 18 – en dit niet alleen bij de start, maar ook bij jarenlang gebruik. Leidse onderzoekers hebben deze tromboserisico's ingenieus berekend. Het risico wordt vooral vergroot als er ook afwijkende concentraties stollingsfactoren zijn (tot een factor 12). Het probleem voor de huisarts is dat hij meestal niets weet over de stollingsstatus. In een groot opgezet patiëntcontrole-onderzoek werd het effect van verschillende soorten orale anticonceptie bepaald bij 606 trombosepatiënten en 284 controlepatiënten. Onafhankelijk van de soort gestageen bleek verhoging van de oestrogene component per 10 mg samen te hangen met een verdubbeling van het tromboserisico. Levonorgestrel bleek de gestagene component met het kleinste tromboserisico. Vandaar dat de pil met 20 mg ethinylestradiol en levonorgestrel als de gunstigste uit de bus kwam. Behalve de soort pil bleek ook de Quetelet-index samen te hangen met het risico op trombose. Bij een QI >25 is het risico vertienvoudigd. Hoewel het risico op trombose slechts klein is, doet de huisarts er toch verstandig aan er bij de pilkeuze rekening mee te houden. De gewone ouderwetse sub 50- pil bevat de hormonen met de kleinste risicoverhoging. Bij vrouwen met een hoog basisrisico zou men dan eventueel de sub 30-variant kunnen voorschrijven. Probeer bij acne of hirsutisme eerst een gewone pil alvorens over te gaan op cyproteronacetaat. (HvW)
Literatuur
- 0.Van Hylckama Vlieg A. Causes of venous thrombosis. Procoagulant factors and oral contraceptive. [Proefschrift]. Leiden: Universiteit Leiden, 2003.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.