Fragmenten van een leven, dat is waar we het in de zorg mee moeten doen. Alle losse stukjes horen allemaal wel in dezelfde film, maar hele scènes daaruit zijn slecht zichtbaar; soms lijken ze lukraak aan elkaar geplakt of zelfs verdwenen. Voor het gemak doen we dan maar alsof die fragmenten de werkelijkheid zijn. Adriaan van Dis tovert in Familieziek met korte fragmenten zo’n beeld van de werkelijkheid van de jeugd van een naamloze jongen in een naamloos dorp dat Bergen is. Hij is een nakomertje in een getraumatiseerde familie. In de loop der tijd ontvouwt zich het drama van de ernstige psychische ziekte van zijn vader, meneer Java. De inhoud van het verhaal is niet nieuw – Van Dis vertelde het eerder in Nathan Sid en Indische Duinen – maar het ritme en de melodie van de roman zijn fascinerend. Alleen het begin al: Hier is duidelijk iets mis in de verhouding tussen twee echtelieden. Een fragment beeldend als een filmscript en ik ben als lezer gelijk verloren. Moeder laat zich paaien door haar drie dochters, terwijl de naamloze jongen – de hoofdpersoon van het boek – zich schuilhoudt, en blijft. In tweeënhalve pagina zijn de verhoudingen in de familie geschetst: een vrouwelijk blok met moeder en haar drie dochters uit haar eerdere huwelijk, de getraumatiseerde meneer Java – de huidige echtgenoot van moeder en de vader van de verteller – en het naamloze jongetje. Het jongetje is vrijwel overal aan het woord, op sommige plekken is er echter het Griekse koor van zijn stiefzussen, dat vooral het gedrag van meneer Java van commentaar voorziet. De vrouwen zijn tot blok gesmeed door het jappenkamp. Wachtend op de kade op weg naar het vaderland duikelen ze meneer Java op. Charmant, messcherpe vouw in de broek en alleen. Berooid en beroofd van zijn plantage en paarden, zijn littekens goed verhuld in een fraai pak en zijn psychische wonden nog bedekt door verlangen naar een toekomst. Moeder is haar man – tot haar opluchting – verloren. Ze zoekt een nieuwe man, haar dochters zoeken een vader. De jongen lijkt hun product van nieuwe hoop, maar blijkt allergisch, een minkukeltje, dat niet tegen paarden en stof kan en herhaaldelijk de boel belazert.
Tijd
Meneer Java heeft wat we nu een posttraumatische stressstoornis noemen. Hij beleeft alle ellende uit de Tweede Wereldoorlog en de politionele acties telkens opnieuw en is niet in staat tot vergeten. Hij vertaalt zijn herinneringen uit de verleden tijd naar de toekomst. Het heden houdt op. Familieziek gaat niet alleen over opgroeien in een zieke familie, maar ook over de invloed van herinneren op de werkelijkheid. Vragen naar de beleving, naar tijd en naar de melodie in het leven zijn bijna relicten van voorbije tijden, al is – toegegeven – het herbeleven in de tijd een van de belangrijke symptomen uit de DSM-IV voor de diagnose posttraumatische stressstoornis. De oude psychiatrische literatuur stond bol van bespiegelingen over tijd. Over het gevoel van tijdbeleven bij psychische aandoeningen kon ik in de recente wetenschappelijke literatuur nauwelijks iets vinden. Het debat over psychiatrie en psychische problemen lijkt bijna uitsluitend te gaan over de bruikbaarheid van de DSM-IV en het al dan niet geven van de juiste pillen. Tijd kan op veel verschillende manieren stilstaan, verdwijnen bijna. Terwijl de jongen en meneer Java in Bergen aan Zee elkaar aantrekken en afstoten, schrijft Nescio in diezelfde omgeving ontroerende en bijna stille dagboeknotities. De zinnen in zijn Natuurdagboek zijn even sprookjesachtig als die van Van Dis: ‘Het licht was zoo wonderlijk, of het niet op de grond kon komen.’ Nescio doet niet veel anders dan in de bus naar Loenersloot, Abcoude of Bergen zitten en opschrijven wat hij ziet. Hij legt verdwijnende beelden vast – er gebeurt in al die beelden vrijwel niets – en bevriest zo de tijd. Nescio komt niet zoals meneer Java uit een vreemd land en een vreemde cultuur, maar reist uit een tijd, die zelfs in de jaren vijftig al vreemd en voorbij is. Het is weliswaar dezelfde tijd als van meneer Java, maar in diens tijd gebeurt van alles. Die tijd ademt angst voor het verleden en voor de toekomst. Staat de tijd bij Nescio op een aangename manier stil, bij meneer Java raast de tijd vanuit het verleden rechtstreeks door naar de toekomst. De werkelijke tijd is doelloos, de dagen komen niet meer om. Romans, waarvan spelen met tijd nu eenmaal een structuurkenmerk is, maken hulpverleners duidelijk hoe belangrijk het ervaren van tijd is. Van een verschillend tijdsperspectief is de romantheorie ook doordrongen: geen wonder dat men daarin een onderscheid maakt tussen verteltijd (zeg maar het aantal pagina’s) en vertelde tijd (de-tijd-binnen-de-roman). Hierin wordt meteen het spanningsveld duidelijk tussen ‘het leven of de ervaring’(vertelde tijd) en de weergave hiervan als tekst (in de spreekkamer) of roman (verteltijd). Want herinneringen en werkelijkheid staan in de tijd. Er zijn veel romans waarin de tijd een belangrijke rol speelt. Een mooi voorbeeld is de roman Asja van Ignatieff. Hij beschrijft het leven van Asja, een aan het begin van de twintigste eeuw geboren Russische prinses. Het boek omspant bijna een eeuw. Aan het eind van twintigste eeuw ontmoet zij in Londen de zoon van haar minnaar uit de Tweede Wereldoorlog: Een paar pagina’s eerder vertrok haar minnaar aan het eind van de oorlog nog naar de geblakerde Noord-Duitse laagvlakte: ‘Ze wist wat oorlog met de tijd deed, met de herinnering, alles vermorzelend wat een mens tot mens maakte.’ Ook meneer Java werd door tijd en oorlog vermorzeld.
Reizende tijd
Op de Passar Malam kocht ik ooit een setje ansichtkaarten. Een groepje mannen in tropenkostuum staart in de lens. Vanuit het verleden kijken ze naar nu. Je voelt dat het niet goed zal gaan, maar ja, dat is kennis achteraf. Een enkele keer heeft mijn schoonmoeder het over de geuren en kleuren van Indië. Bij zo’n foto kun je dat bijna ruiken en ook al is het zwart-wit dan nog zie je het geel en oranje van de bloemen in de tuin. Als mijn schoonzus vol verhalen van haar zoveelste reis naar het verleden terugkomt, is zelfs mijn partner even Indisch. Reizen is zowel op zoek gaan als vluchten, waarbij de ‘vluchteling’ altijd een onzekere aankomst wacht. Reizen is weemoed, want in dat gevoel komen zoeken en vluchten samen met berusting. Weemoed en verlangen zijn emoties die je als kind nauwelijks kent. Het Indië van meneer Java is verleden, opgelost in de oorlog met de Japanners en vooral in de Bersiap van meneer Aap (Soekarno). Meneer Java maakt reizen voor het raam, met ‘kopkracht’ en de jongen reist mee. Soms is die bang dat meneer Java niet meer terugkomt van deze uitstapjes buiten de werkelijkheid. En uiteindelijk is dat ook zo. Maar waar het Indië van familie weemoedig maakt, is het Indië van meneer Java vol dreiging. De dreiging culmineert in de geschiedenis die hij met kerst vertelt. Hij begint met een kerstverhaal, maar eindigt met het verhaal over een doodgeslagen vriend met bebloede kop en een bedreigde pastoor. Het is een veel concretere dreiging dan die uit veel andere Indische romans. In het verhaal De kenari-vrouw van Maria Dermoût speelt ook een klein, bijna naamloos jongetje de hoofdrol. Het is een dwars, maar volgens de huisarts aanminnig kind. Hij gaat geheel zijn eigen gang en wil nooit worden aangeraakt. Dan krijgt hij onbeheersbare driftbuien. Op een dag komt een oude versleten Javaanse vrouw op het kampementsplein om kenari-noten te verzamelen. De jongen verzamelt noten in zijn tropenhelm en brengt die naar de vrouw. Daarna zit hij stil naast haar en bij haar vertrek wil hij mee. Zijn gezicht straalt, het hare is onvriendelijk. Ze scheldt hem naar huis. De dagen daarna herhaalt zich het tafereel. Moeder denkt dat hij behekst is. Hij krijgt tyfus en op de avond van crisis vraagt hij naar de kenarinoten. Moeder liegt dat ze die heeft opgeborgen. Maar hij wil ze opeten, want de kenari-vrouw heeft ze al geschild. Moeder zegt ze te zullen zoeken, maar eerst even aan oom dokter te zullen vragen of het mag…De jongen knapt op, verliest zijn drift. Bij vertrek van het eiland blijkt de kenari-vrouw in de nacht van zijn crisis te zijn overleden. De dreiging is hier metafysischer, maar het jongetje is even dwars en betoverd als de naamloze zoon van meneer Java. Tijd verlost, de dood van de vrouw geeft leven aan de jongen. De naamloze jongen en meneer Java klampen zich echter aan elkaar vast. Solidariteit ondanks woede, crisis zonder oplossing. In deze familie geen bevrijding van een boze droom.
Familie en eenzaamheid
Niet alleen in het familiehuis stormt het, ook daarbuiten. Een winterstorm zet een liberty-schip op het strand. Al is het een drijvende roestbak, zo’n vrijheidschip brengt de jongen ook enige hoop. Meneer Java wil die wereld wel in huis halen, een verlangen naar warmere tijden, naar nieuws uit verre oorden. Omdat de jongen de krant aan boord mag brengen, zwerft hij onderdeks en vindt daar een vreemde vrouw, bruin van de evenaar. Samen lezen ze de gebrachte Griekse krant, een krant zonder oorlog. Uiteindelijk dringt meneer Java zich zo op dat de kapitein, machinisten en de vrouw van de evenaar bij de familie thuis belanden. De bisschopswijn en het blik abrikozen – ingeslagen voor de dag dat de bom valt – gaan op. Mikado, vlooienspel en ganzenbord, het gezelschap lijkt zo een wonderful family. De vrouw schrijft een stukje uit de Odyssee in een schrift. Opeens haat de jongen de gezelligheid en deze zogenaamde familie. Een familie die opeens allerlei lekkers uit de kast trekt, het lijkt wel: Eenzaam verlangen naar een stukje voor jezelf en vooral ook naar aandacht en tijd van de ander. De jongen schrijft mooie woorden in een schrift. Taal en woorden worden zo bewaard en drukken herinneringen en verlangen uit. Schrijven is immers een manier om grip op de tijd te krijgen. Niet voor niks krijgen schrijftherapie en het maken van verhalen weer meer aandacht in de hulpverlening. Zelfs huisartsen laten patiënten dagboekjes bijhouden. Verhalen worden dat nooit, maar ook in telegramstijl zien patiënten met enige oefening lijnen en verbanden zoals in een echt plot.
Drift en fantasie
Meneer Java wordt onhandelbaar, ook de jongen is niet meer te temmen. Hij steelt en dat niet alleen. Hij steelt de tijd, het verleden van meneer Java. Zijn oude Indië-in-foto’s gaan in kleine stukjes in de fik, en de brand pist hij uit. Meneer Java smijt met juskommen tegen het behang en uit spijt schrobt hij de muur met bleekwater. In deze familie is drift een manier om te praten. Meneer Java ontspoort steeds verder. Angst voor de bom en tot slot het volledig uit de hand gelopen kerstdiner zorgen voor ingrijpen door dokter Kofferman. Meneer Java wordt opgesloten in Schild en Duin. ‘Hier vangen ze patiënten met woorden. Pas op! Uit díé strikken kom je niet makkelijk los. De heren doktoren praten je een ziekte aan, ook als je niks mankeert.’ Met woorden vang je inderdaad patiënten, hoe zou dat anders moeten? Meneer Java is gek; voor die diagnose heb je geen psychiatrische kennis nodig. Maar wat je niet in een classificatie ziet, is de tragiek van het leven. Vader in een andere wereld, het kan bijna niet anders dan dat ook de zoon zijn eigen wereld schept. Als de schoolgang van de jongen ondanks de strenge lessen van meneer Java niet meer kan worden uitgesteld, wordt een stel nieuwe kleren gemaakt. Een nieuwe jekker van bruin katoen, zwarte gebreide boorden en een pluizige kraag. Een jekker als van een straaljagerpiloot. Het plaatje van de piloot uit de krant drukte de jongen in spiegelbeeld in zijn schrift. De kraag pluist en de piloot lacht hem toe. De Amerikaanse piloot bevrijdde niet alleen de wereld van de Jappen, maar hij bevrijdt ook de jongen. Totdat de jekker vanwege de watersnood naar moeders familie in West-Brabant moet. In plaats van Bureau Jeugdzorg – zoals hulpverleners nu zouden doen – wordt de familie van moeder ingeschakeld. ‘Zij zullen weleens een gezonde jongen van hem maken.’ Maar klein en kwetsbaar komt de jongen uit zijn vrouwenwereld, waar zijn pik een vogeltje is, in de wereld van klei en blubber, waar neef Huibert in het hooi witte vlokken masturbeert en oom Leendert in zijn kist ligt met ogen die met Velpon vastgeplakt zijn. Bij zoveel rauw leven werkt de magie van de jekker die daar op de kapstok hangt niet meer.
De tijd ontploft
De slotscène is even sterk als het begin. Moeder schrobt meneer Java onder de douche: de nek, de rug, de borst… armen omhoog, vingers gespreid, die bruingele krachtige handen waar zoveel drift in zat. Ze zeept ze helemaal wit. Zo hebben moeder en meneer Java elkaar in jaren niet aangeraakt, zacht en geurend met belletjes schuim die tussen hen op dansen. En in die belletjes zitten hun woorden, als in een stripverhaal. Een scène als een film of een stripverhaal, maar vooral als een Griekse tragedie. Van trotse planter-paardenman tot broze magere man met doffe ogen. Niet de door meneer Java gevreesde H-bom ging af, maar de tijd en het verleden ontploften. Was de oorlog wel echt? Meneer Java steelt de verhalen van moeder en maakt die in eigen tijd tot eigen waarheid. Misschien bestond het verleden alleen uit gokschulden van meneer Java, zoals de ooms in Brabant tussen neus en lippen door aan de jongen vertellen. Maakt het voor het verhaal uit waardoor trauma’s ontstaan? Natuurlijk zijn trauma’s geen historische feiten, en maakt het uit waardoor de molen van herinnering in werking wordt gezet. Verhalen van patiënten zijn individuele verhalen ondanks de overeenkomsten die hulpverleners daar in zien. Maar buiten de werkelijkheid van verhalen van schrijvers veranderen tijd en herinneringen in werkelijkheid. Tijd spint alle fragmenten aan elkaar en dat maakt individuele patiëntenverhalen tot een telkens veranderend scenario waarin werkelijke tijd niet echt meer bestaat. Reden genoeg om in de diagnostiek en de behandeling van psychische problemen het beleven van tijd en het verhaal een centrale plek te geven. Familieziek is een boek vol fragmenten met drama en werkelijk lijden. Lijden dat ook bij kinderen doorwerkt in hun leven en waarvan hulpverleners soms een glimp opvangen. ‘Ik ben de bom’, zegt de jongen, als hij bij Kofferman een tekening moet maken. Het kind neemt schuld en draagt dat verhaal verder in de tijd.
Literatuur
- 0.Van Dis A. Familieziek. Amsterdam: Augustus, 2002.
- 0.Dermoût M. De kenari-vrouw. In: Verzameld werk. Amsterdam: Querido, 1990.
- 0.Ignatieff M. Asja. Amsterdam/Antwerpen: Veen, 1991.
- 0.Nescio. Natuurdagboek. Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar/ Van Oorschot, 1996.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.