Mijn dochter schreef toen ze zeven was een verhaaltje met de titel: Ik wil alles. Die titel dook bij herhaling op in mijn gedachten toen ik de roman De glazen stolp herlas en me vervolgens verdiepte in de dagboeken van Sylvia Plath. Daaruit blijkt hoe gretig Plath haar leven geleefd heeft. Eigenlijk wilde ze alles. Zij wilde niet alleen mooi, wijs en sociaal vaardig zijn, maar ook veel weten, een goede schrijfster worden, moeder zijn, een man hebben die niet alleen verzorgd wil worden door zijn vrouw, maar ook een intellectueel maatje is. Zij wilde het leven ten volle leven, alle mogelijkheden benutten die in haar zitten. Die drang om zich zo veel mogelijk te ontplooien is niet louter levenslust. Ze dacht dat ze alleen op die wijze haar bestaan kon rechtvaardigen: Hoewel haar mogelijkheden formidabel waren, te oordelen naar de hoeveelheid, maar vooral naar de kwaliteit van de gedichten, en naar de activiteiten die zij ontplooide, onder meer op academisch gebied, bleken ze voor haar niet voldoende om haar leven ook ten volle te leven. Amper een maand na het verschijnen van De glazen stolp, haar enige roman, maakte Plath een eind aan haar leven door haar hoofd in de gasoven te leggen. Zij was toen net dertig en haar jongste kind was nog geen jaar oud. De glazen stolp vormt de neerslag van haar eigen depressie en een eerdere zelfmoordpoging.
De glazen stolp
De eerste zin van De glazen stolp tekent de sfeer: ‘Het was een merkwaardige, snikhete zomer, de zomer dat ze de Rosenbergs elektrocuteerden, en ik was in New York en wist niet wat ik er deed.’ De dood van de Rosenbergs houdt Esther Greenwood, de hoofdpersoon, danig bezig. Zij vraagt zich af hoe het voelt om op die manier te sterven, te verbranden via al je zenuwen? Het is duidelijk dat die zomer niet alles van een leien dakje zal gaan: Esther krijgt als winnaar van een essaywedstrijd op haar negentiende de gelegenheid om een maand lang in New York te blijven en voor een beroemd modetijdschrift te schrijven. Ze wordt gefêteerd en komt in een sociale mallemolen terecht, waar andere vaardigheden van haar verwacht worden dan tot dan toe het geval was. In de eerste negen hoofdstukken beschrijft Esther de tijd in New York, de dilemma's waar ze voor komt te staan, omdat ze niet voorbereid is op het leven in de grote stad, in tegenstelling tot de andere prijswinnaars. Ze weet niet hoe ze zich moet verhouden tot de mannen die ze ontmoet, tot de gebeurtenissen die ze meemaakt. Ze heeft tegenstrijdige wensen: ze wil academisch en/of artistiek uitblinken, maar ook volledig opgaan in het sociale leven. Ze ziet echter niet hoe ze die twee wensen met elkaar moet verenigen. Geleidelijk aan wordt duidelijk dat Esthers reacties, daden en gedachten ontsporen. De daaropvolgende zomer brengt zij thuis door bij haar moeder. Zij zinkt steeds verder weg in apathie. Al haar pogingen om iets te ondernemen mislukken. Ze lijdt aan slapeloosheid, vraagt slaaptabletten en gebruikt die uiteindelijk om zelfmoord te plegen. Ze stapt letterlijk het zwarte gat van de depressie in: ze kruipt met haar slaappillen weg in de kruipruimte van haar ouderlijk huis en trekt het luik stevig dicht. Bij toeval wordt ze een paar dagen later gevonden en op het nippertje gered. In het slotdeel beschrijft ze haar herstelperiode, de elektroshocks en haar contacten met een vrouwelijke psychiater. Na een van de elektroshocks ontwaakt ze voor het eerst helemaal rustig, tevreden: ‘Ik voelde me wonderlijk vredig. De stolp hing, gewichtloos, een kleine meter boven mijn hoofd. Ik stond in vrije verbinding met de buitenlucht.’ Het boek eindigt als ze de kamer binnenstapt waar de artsen hun wekelijkse vergadering houden waarin ze besluiten wie er uit behandeling ontslagen wordt.
Het korte leven van Sylvia Plath
Sylvia Plath werd op 27 oktober 1932 in Boston, Massachusetts geboren als oudste dochter van Otto Plath en Aurelia Schober. Haar ouders waren van Europese afkomst en beiden academisch geschoold. Haar broer Warren aanschouwde twee jaar later het levenslicht. Uit diverse bronnen, waaronder haar eigen dagboeken, blijkt dat ze de eerste jaren van haar jeugd die ze vlak bij zee doorbracht als idyllisch typeerde. Woorden in dichtvorm boeiden haar al heel vroeg, vanaf de tijd dat haar moeder haar voorlas. Haar eerste gedicht verscheen in een plaatselijke krant toen ze acht jaar oud was. Op school deed ze het prima en uit de schaarse informatie die er beschikbaar is, blijkt dat ze de puberteit zonder veel kleerscheuren doorkwam: ze was redelijk extravert, had veel vrienden en bezigheden. In 1950 ging ze met een volledige beurs naar het prestigieuze Smith College. Ze werkte hard, was geïnteresseerd in veel vakken, had een druk sociaal leven en vooral heel veel plannen. Haar dagboeken bieden een prachtige blik op haar bezigheden, maar gunnen de lezer vooral inzicht in haar gedachten en gevoelens. In 1952 won ze diverse prijzen voor gedichten en essays, waaronder een prijs die haar de gelegenheid bood om een maand in New York als redacteur voor het modetijdschrift Mademoiselle te werken. In aansluiting daarop werd ze depressief en deed een suïcidepoging. In 1955 studeerde ze magna cum laude af en vertrok met een beurs naar Cambridge in Engeland. Een jaar later ontmoette ze de dichter Ted Hughes met wie ze een paar maanden later trouwde. In 1957 vertrokken ze naar de VS waar ze les gaven. Hoewel ze beiden genoten van het lesgeven gaven ze het op omdat ze geen tijd overhielden voor hun schrijfwerk. Ze keerden terug naar Engeland en huurden een appartement in Beacon Hill. Ze wijdden hun tijd aan schrijven en leefden van hun spaarcenten. Ze wonnen beiden diverse prijzen voor hun werk. In 1960 werd hun dochter Frieda geboren; Plaths eerste dichtbundel, Colossus, werd gepubliceerd en ze begon aan De glazen stolp. Anderhalf jaar later werd haar zoon Nicholas geboren; ze produceerde in die tijd in hoog tempo gedichten. De relatie met Ted Hughes verslechterde en ze besloot apart te gaan wonen. Ze trok met haar twee kinderen in Londen in het voormalige huis van de dichter Yeats. Op 11 februari 1963 maakte ze een eind aan haar leven door haar hoofd in de gasoven te leggen. Ted Hughes maakte als dichter eerder naam dan Sylvia Plath. Anderen hebben veel over hun relatie geschreven, Hughes zelf zweeg er heel lang over totdat in 1998 zijn gedichtenbundel Birthday Letters uitkwam. Het leven en de dood van Plath werden in feministische kringen uitgebreid geanalyseerd. Haar man werd als de schuldige voor haar dood aangewezen; hij zou haar talenten niet erkend hebben en haar bovendien met twee kinderen hebben laten zitten toen hij een relatie met een andere vrouw aanknoopte. Uit haar dagboeken die Hughes na haar dood publiceerde, komt echter een veel genuanceerder beeld van hun relatie naar voren. Van eenzijdig geven (Plath) was geen sprake, evenmin van eenzijdig nemen van de andere kant (Hughes). Plath hanteerde het beeld van de glazen stolp niet alleen om aan te geven dat ze zich van de haar omringende wereld afgesloten voelde. Ze beschreef de stolp ook als een vervormende lens waarmee je de werkelijkheid daarbuiten anders kunt weergeven. Daarmee maakte ze bewust gebruik van de vervormende eigenschap van glas: ‘Ik heb geprobeerd mijn wereld en de mensen daarin af te beelden zoals je die zou zien door de vervormende lens van een glazen stolp.’ Je kunt de glazen stolp ook zien als een vervormende lens waardoor wij naar haar relatie met Hughes en haar werk kijken. Een lens vervormt altijd naar twee kanten.
Autobiografie of roman
Voor De glazen stolp gebruikte ze een pseudoniem, Victoria Lucas. Deels omdat ze zelf niet overtuigd was van de literaire waarde van haar werk, deels omdat ze bang was dat veel mensen het boek zouden opvatten als een teken van ondankbaarheid. Het beeld dat ze van een aantal mensen uit haar omgeving schetste in de roman was niet bepaald vleiend. Ze realiseerde zich, zoals uit haar dagboeken blijkt, dat ze zich juist erg gesteund had gevoeld tijdens haar depressie. Alleen in de depressie zelf kon ze dat niet zo ervaren. Om diezelfde reden wilde Plath ook niet dat de roman in de VS gepubliceerd zou worden. Het succes van de roman beangstigde haar. Waar de meeste mensen de recensies als lovend zouden bestempelen, pikte ze er zelf vooral een negatieve lading uit. Mogelijk hoopte ze dat het beschrijven van haar depressie in de romanvorm louterend zou werken. Je kunt je afvragen of dat werkelijk het geval is geweest, gezien haar nieuwe zelfmoordpoging vlak na het verschijnen van het boek. Deze zelfmoordpoging slaagde wel, waar de eerste faalde. Het wrange is dat de eerste had moeten slagen gezien de manier waarop ze het aangepakt had, terwijl de laatste waarschijnlijk niet had mogen lukken. Ze verwachtte dat de nieuwe oppas van de kinderen vroeg in de ochtend zou komen. Ze had een briefje neergelegd met de boodschap haar dokter te waarschuwen.
A. Alvarez, die Plath en Hughes persoonlijk kende, veronderstelt in zijn boek De wrede god dat zelfmoord voor Plath niet ‘…een wegzinken in de dood [was], een poging om pijnloos het leven te beëindigen; het was iets dat zij tot in de kleinste lichaamsvezel moest voelen, iets waartegen zij moest vechten, een inwijdingsritueel dat haar het recht gaf op een eigen leven.’ Deze veronderstelling past ook bij haar behoefte om haar leven te rechtvaardigen, die ze in haar dagboeken bij herhaling heeft uitgesproken. Plaths gave, haar taalgevoel en dichttalent maken dat De glazen stolp niet alleen maar als een autobiografie gezien kan worden. Ze heeft niet voor niets voor de romanvorm gekozen. Al zijn alle gebeurtenissen en personen niet fictief te noemen, ze speelt in haar boek met de waarheid. Dat biedt haar de mogelijkheid om haar verhaal des te krachtiger neer te zetten. De zinnen zijn vloeiend, zeker niet gekunsteld. De beelden die ze vaak met weinig woorden oproept, zijn krachtig en branden bijna op je netvlies, zoals het beeld van de kleren die zij als de as van een geliefde in de nachtwind verstrooit boven het donkere hart van New York. Hiermee drukt ze zowel een verlangen als een drang uit om afscheid van zichzelf te nemen en het donkere gat van de dood binnen te treden. Ze schrijft met humor, met een zekere onthechting. De schrijfster vraagt niet om medeleven of medelijden. Het gaat er niet om dat wij weten hoezeer zij geleden heeft. Zij vertelt een verhaal, een boeiend, goed geschreven, maar ook schokkend verhaal. Plath ontleedt haar eigen depressie, ze maakt het niet mooier dan het is. Ze beschrijft subtiel en onderkoeld de worsteling om er niet aan toe te geven. Er lijkt geen specifieke aanleiding te zijn voor het optreden van de depressie, zoals vaak het geval is. Esther, de hoofdpersoon, heeft prima vooruitzichten en de mogelijkheid om datgene te gaan doen wat ze graag wil: schrijven. Toch is niet alles zoals het hoort. Esther ervaart in toenemende mate twijfel over zichzelf, over haar mogelijkheden, over de betekenis van gebeurtenissen die ze meemaakt en de zin van activiteiten die ze onderneemt. De twijfel, een gevoel van inadequaatheid en de bijbehorende besluiteloosheid, nemen steeds meer bezit van haar: De vijgenboom met de rottende vijgen die aan haar voeten op de grond liggen, drukt de machteloosheid uit van iemand die zo haar toekomst voor zich ziet, alle mogelijkheden die niet verwezenlijkt worden, sterker nog: geen enkele mogelijkheid die verwezenlijkt wordt. Het geeft een van de kernelementen van een depressie weer. De gevolgen van de vervreemding en het gevoel van inadequaatheid laten niet op zich wachten. Esther gaat naar feesten, praat met mensen, maar voelt zich steeds meer een buitenstaander. Als ze teruggekeerd is naar haar woonplaats, neemt de apathie toe. Slapeloosheid voert haar naar een huisarts die slaappillen voorschrijft. Ze verwijst haar vervolgens naar een psychiater als ze vermoedt dat er meer aan de hand is, hoewel Esther dat zelf niet kan benoemen. Hoe moet je een ander vertellen over wat je zelf ervaart als je steeds vermoeider en wanhopiger wordt, als je alleen maar verlangt naar rust? Aan het slot van het boek beschrijft Plath haar gang door de psychiatrie, maar dat vind ik niet de meest boeiende passages. Alle voorafgaande pagina's laten het onbegrijpelijke van een depressie zien, de apathie die niet te keren is, het diepe gevoel van waardeloosheid bij iemand die met veel capaciteiten gezegend is. Zowel uit haar dagboeken als uit wat anderen over haar schreven, blijkt dat ze alles met overgave en met succes deed, of het nu om schrijven, moederen of tuinieren ging. Velen waren enthousiast over haar manier van lesgeven en voorspelden haar een mooie academische carrière. Toch was het allemaal niet genoeg. Altijd was er het besef dat ze onder een glazen stolp zat, nooit helemaal in de werkelijkheid was en er aan deelnam. In De glazen stolp verwoordt ze dat aldus: Als je deze zinnen leest, krijg je zelf een nare smaak in je mond. Ze kijkt op een heel akelige manier naar zichzelf. Er is niet alleen de glazen stolp die haar weghoudt van de wereld om haar heen, er is ook nog eens de zure lucht waar ze in smoort. Het onvermogen om ergens plezier in te hebben wordt zo wel heel concreet en beeldend beschreven.
Wandelen en lezen
Ik las De glazen stolp en een deel van Sylvia's dagboeken in juli 1984, toen ik besloten had mijn relatie te beëindigen ondanks het feit dat ons kind net een jaar oud was. De vragen die zij stelde over hoe je alles wat je wilt, alle tegenstrijdige verlangens, kunt combineren, waren mijn vragen. De angst om niet alles wat mogelijk was te benutten, was mijn angst. Niet alleen mijn vragen en mijn angsten werden hier beschreven, maar de vragen van veel vrouwen die hun capaciteiten wilden benutten, maar ook het moederschap niet aan zich voorbij wilden laten gaan: Plath gaf geen antwoord op deze vragen, maar dat is ook vaak niet echt wat we willen. We willen vooral dat iemand onze angsten, onze onzekerheden herkent en ze verwoordt, opdat duidelijk wordt dat ze misschien toch niet ongewoon zijn. De glazen stolp biedt ruim de gelegenheid voor een dergelijke herkenning. Ik heb vooral levendige herinneringen overgehouden aan de beschrijving van periode in New York. De toenemende vervreemding die ze verwoordt, het gevoel van nergens bij horen en niet meer snappen wat anderen bezighoudt, hoe ze ‘gewoon’ door kunnen gaan. Bij herlezing ontdekte ik dat ik de suïcidepoging helemaal verdrongen had. Of was het een kwestie van een slecht geheugen? Verdringing is echter heel goed mogelijk: misschien kon ik me op dat moment niet voorstellen dat je kunt besluiten je leven te beëindigen als je net een kind hebt gekregen. Maar Plath was meedogenloos tegenover zichzelf. De uiterste consequentie van die meedogenloosheid is zelfdoding.
Literatuur
- 0.Aird E. Sylvia Plath. Edinburgh: Oliver & Boyd, 1974.
- 0.Alvarez A. De wrede god. Een studie over zelfmoord. Baarn: Sesam, 1990.
- 0.Hughes T. Birthday Letters. London: Faber and Faber, 1998.
- 0.Plath Sylvia. Ariel. Amsterdam: De Bezige Bij, 1981.
- 0.Plath Sylvia. The bell jar. New York: Bantam Books, 1981.
- 0.Plath Sylvia. De glazen stolp. Amsterdam: Maarten Muntinga, 1989.
- 0.Plath Sylvia. The journals of Sylvia Plath. 1950-1962. (Redactie: Karen V. Kukil). London: Faber and Faber, 2000.
- 0.Wagner-Martin LW. Sylvia Plath. A biography. New York/London/ Toronto/Sydney/Tokyo: Simon and Schuster, 1987. Kennistoets
Reacties
Er zijn nog geen reacties.