Oudere patiënten krijgen veel geneesmiddelen voorgeschreven. In het algemeen geldt: hoe ouder hoe meer. Schreef de huisarts in 2001 voor de gemiddelde Nederlander 5,7 recepten uit, iemand tussen de 65 en 74 ontving er 14 per jaar, en een 75-plusser bijna 24.
Voor welke aandoeningen schrijft de huisarts voor?
Bij een kwart van alle recepten die de huisarts uitschrijft, gaat het om medicatie voor aandoeningen van de tractus circulatorius ( figuur 1). Bekeken op klacht- en diagnoseniveau ( figuur 2) zijn de meeste voorschriften bestemd voor de patiënt met ‘hypertensie zonder orgaanbeschadiging’, relatief iets vaker voor patiënten tussen 65 en 74 jaar. De top-10 van klachten/diagnoses bevat ruim een derde van alle diagnoses waarbij de huisarts iets voorschrijft. Er zijn niet veel verschillen tussen 65-74-jarigen en 75-plussers. Wel krijgen de ‘jongere ouderen’ verhoudingsgewijs vaker middelen voor vetstofwisselingsstoornissen dan de 75-plussers, terwijl de laatsten vaker medicatie ter behandeling van hartfalen ontvangen.
Wat schrijft de huisarts voor?
De top-10 van de meest voorgeschreven geneesmiddelengroepen bevat bijna 30% van alle voorschriften. Gegeven de top-10 van diagnoses is het logisch dat 5 van de 10 geneesmiddelengroepen betrekking hebben op middelen ter behandeling van cardiale aandoeningen. De trombocytenaggregatieremmers (vooral salicylaten) staan bij beide leeftijdscategorieën op nummer 1. Verder zijn er grote verschillen tussen 65-74-jarigen en 75-plussers, zowel wat betreft het aantal recepten als de rangorde. Met uitzondering van statines krijgen de 75-plussers beduidend meer recepten dan 65-74-jarigen.
Niet verrassend is het hoge aantal voorschriften voor benzodiazepinen, vooral bij de 75-plussers; bij 65-74-jarigen komen we op 1,1 recept per patiënt per jaar, en bij 75-plussers zelfs op 1,8. De 75-plussers krijgen bijna viermaal zo vaak een lisdiureticum (met name furosemide) voorgeschreven als de 65-74-jarigen. Dit komt overeen met de incidentie van hartfalen die bij deze leeftijdsgroep drie- tot viermaal zo hoog is. Dezelfde verklaring geldt ook voor de hogere voorschrijfcijfers voor de ACE-remmers (waaronder enalapril/enalaprilaat) en nitraten.
De aard van de aandoeningen bij 75-plussers verschilt niet zoveel van die van 65-74 jarigen, maar zij krijgen meer middelen voorgeschreven. Er zijn ook verschillen in de voorgeschreven middelen tussen beide leeftijdsgroepen. Deze lijken samen te hangen met de hogere prevalentie en grotere ernst van de aandoeningen bij 75-plussers. Maar misschien speelt ook een grotere bereidheid om voor te schrijven een rol.
De hier beschreven analyses zijn uitgevoerd op LINH-gegevens. LINH is een project van WOK, NIVEL, LHV en NHG. In 2001 participeerden ruim 120 huisartsenpraktijken. Zie voor meer informatie over LINH en over de hier beschreven gegevens www.linh.nl. Reacties naar info@linh.nl.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.