Internet wordt steeds vaker ingezet bij de monitoring van chronische ziekten. In de regio Leiden onderzocht men het effect van begeleiding via internet bij astma. Uit 37 huisartsenpraktijken en 1 buitenpoli selecteerden de onderzoekers 200 mensen tussen de 18 en 50 jaar oud, die 3 maanden of langer inhalatiecorticosteroïden gebruikten, Nederlands spraken en beschikten over een internetverbinding. Deze groep kreeg gedurende 2 weken training in het meten van de FEV1 en gebruik van een speciaal internetprogramma. Op een persoonlijke pagina via secure web voerden zij de volgende gegevens in: de FEV1 voor inhalatie van de ochtendmedicatie, de dag- en nachtsymptoomscores en een astmacontrolevragenlijst (ASQ). Daarna werden de patiënten gerandomiseerd in 2 groepen: een internetgroep (n = 101) die wekelijks hun astma op internet monitorde en daarnaast extra ondersteuning kreeg, en een groep (n = 99) die reguliere astmazorg kreeg volgens de NHG-Standaard Astma bij volwassenen. De internetgroep ontving na het invullen van de wekelijkse gegevens onmiddellijk feedback. De primaire klinische uitkomstmaat was de score van de astmagerelateerde kwaliteit van leven volgens de 32 items tellende Asthma Quality of Life Questionaire (AQLQ). Daarnaast keken de onderzoekers naar astmacontrole, symptoomvrije dagen, FEV1 voor inhalatie, dagelijkse dosis inhalatiecorticosteroïden en exacerbaties. De meetpunten waren bij aanvang van het onderzoek (baseline), na 3 maanden en na 1 jaar. De onderzoekers vergeleken de uitkomsten van de twee groepen met elkaar door middel van lineaire mixed effect-modellen. De astmagerelateerde kwaliteit van leven volgens de AQLQ nam toe in de internetgroep met 0,56 en bij de reguliere groep met 0,18 adjusted difference (ad) 0,38 (95%-BI 0,20-0,56). Vierenvijftig procent van de internetgroep vertoonde een klinisch relevante verbetering van > 0,5 punten in tegenstelling tot 27% uit de reguliere groep (RR 2,00; 95%-BI 1,38-3,04). De met de ASQ gemeten astmacontrole na 12 maanden verbeterde meer in de internetgroep (-0,54 ten opzichte van de baselineperiode) dan in de reguliere groep (-0,16)(ad -0,47; 95%-BI -0,64 - -0,30). Na 12 maanden rapporteerde de internetgroep 18,2% en de reguliere groep 7,3% symptoomvrije dagen in de voorafgaande 2 weken (ad 10,9; 95%-BI 0,05-21,3%). De FEV1 voor inhalatie verbeterde in de internetgroep met 0,24L en verslechterde in de reguliere groep met -0,1L (95%-BI 0,03-0,46). De dagelijks geïnhaleerde dosis steeg aanvankelijk in de internetgroep gedurende de eerste 3 maanden, maar liet na 12 maanden geen significant verschil meer zien met de uitgangsdosering (57 microgr (95%-BI -38-152 microgr)). Het aantal exacerbaties verbeterde niet: 17 patiënten uit de internetgroep kregen tijdens het onderzoek een exacerbatie tegen 11 uit de reguliere groep (HR 1,18 (95%-BI 0,51-2,74)). Het effect zit dus niet in de directe monitoring en aanpassing van de medicatie, deze was immers na 12 maanden niet veranderd, maar meer in het gestructureerd aanbieden van ondersteuning en educatie. (Wilma Spinnewijn)
Reacties
Er zijn nog geen reacties.