Ondraaglijk en uitzichtloos lijden is voorwaarde om in Nederland over te kunnen gaan tot euthanasie. In het kader van de zorgvuldigheid beoordelen naast behandelend artsen ook SCEN-artsen en regionale toetsingscommissies of voldaan wordt aan dit criterium. Maar lijden is niet langs een eenvoudige meetlat te leggen, iedereen maakt uiteindelijk een subjectieve inschatting. Deze kan bijvoorbeeld afhankelijk zijn van de mate waarin men bij een casus betrokken is. Nederlandse onderzoekers waren daarom geïnteresseerd of behandelend artsen, SCEN-artsen en toetsingscommissies verschilden in de mate waarin ze bepaalde situaties als uitzichtloos en ondraaglijk bestempelden. Ze legden 300 huisartsen, 150 SCEN-artsen, en 27 leden van toetsingscommissies een aantal vignetten voor waarin de vraag naar euthanasie aan de orde kwam. Helaas was de respons onder de benaderde huisartsen aan de lage kant. Toch waren er opmerkelijke resultaten. In het typische geval van terminale ziekte met veel pijn en een naderend einde was er consensus. Dat werd aanzienlijk minder wanneer de vignetten problemen aansneden die niet louter fysiek waren: klaar met leven, verlies van waardigheid, angst voor aftakeling en dementie. SCEN-artsen en leden van toetsingscommissies vonden het verzoek van de patiënt in die gevallen veel vaker gerechtvaardigd dan huisartsen. Bij dementie ging het om 33% en 24% versus 2% van de huisartsen, bij angst voor aftakeling om 43% en 59% versus 28%, bij verlies van waardigheid om 62% en 88% versus 48%, bij klaar met leven om 27% en 35% versus 18%. Deze opmerkelijke verschillen kunnen met allerlei factoren samenhangen. In ieder geval laat het onderzoek zien dat er in de breedte door behandelend artsen minder liberaal over euthanasie wordt gedacht dan door SCEN-artsen en toetsingscommissies wanneer psychische factoren een grotere rol spelen. In die zin zijn eerder de behandelend artsen zelf dan de geconsulteerden de poortwachters naar euthanasie. (Henk Schers)
Reacties
Er zijn nog geen reacties.