Maastrichtse onderzoekers wilden weten of geneeskunde studenten meer zouden leren van een consult met een echte patiënt dan van een consult met een simulatiepatiënt. Zij lieten 163 eerstejaars medisch studenten meedoen die tijdens hun opleiding al minimaal 1 contact met een simulatiepatiënt achter de rug hadden. De studenten waren ervan op de hoogte of ze een echte of simulatiepatiënt zagen. Alle consulten betroffen een patiënt met astma. De werving van echte patiënten ging via huisartsenpraktijken en de patiënten waren niet onder behandeling van een longarts. Het gemiddeld aantal consulten per echte patiënt was 6 en per simulatiepatiënt 20. Zowel de studenten als de professionele observanten vonden dat de studenten communicatievaardigheden beter konden oefenen met simulatiepatiënten; deze patiënten gaven ook effectiever feedback. Wellicht was de voorbereiding van de echte patiënten op het contact niet voldoende; soms hadden zij geen hulpvraag. De authenticiteit van de echte patiënten werd echter hoog gewaardeerd en zij maakten meer indruk op de studenten. De nadruk lag bij deze contacten meer op de somatische kant van het gepresenteerde probleem. Studenten hadden zich ook beter voorbereid op een contact met een echte patiënt. Conclusie van het onderzoek was dat contacten met echte en simulatiepatiënten zeer werden gewaardeerd, maar een verschillend doel dienen. De studenten vinden dat contacten met echte patiënten later in het curriculum moeten plaatsvinden, als zij vaardiger zijn in hun communicatie doordat ze hebben kunnen oefenen met simulatiepatiënten. (Henk van Weert)
Literatuur
- 1.Bokken L, et al. Instructiveness of real patients and simulated patients in undergraduate medical
- 2.education: a randomized experiment. Acad Med 2010;85:148-54.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.