Regelmatig komen er nieuwe geneesmiddelen op de markt. Soms gaat het om variaties op een bekend thema, zoals een nieuw statine of een nieuwe ACE-remmer. Soms gaat het ook om een heel nieuw werkingsmechanisme, zoals de nieuwe medicijnen bij diabetes mellitus. Het is voor huisartsen een hele klus om bij de tijd te blijven. Niet voor niets besteden ze 40 uur per jaar aan nascholing en de farmaceutische industrie is graag bereid hen daarbij te helpen. Bij geneesmiddelen die niet in de eerste maar in de tweede of derde lijn worden voorgeschreven, is het voor huisartsen nog moeilijker hun kennis actueel te houden. En juist op dit vlak zijn er de afgelopen jaren belangrijke ontwikkelingen geweest.
Bijwerkingen
Middelen die in de tweede lijn worden voorgeschreven, kunnen bijwerkingen of interacties hebben die voor de huisarts relevant zijn. Nu weten de meeste huisartsen wel dat bijvoorbeeld methotrexaat en co-trimoxazol niet gecombineerd mogen worden. Maar hoe zit het met bijwerkingen van etanercept, infliximab, rituximab en erlotinib? Deze middelen horen tot de groep ‘targeted therapieën’. Zoals de naam al aangeeft, richten deze geneesmiddelen zich op een specifiek ‘target’ of doelwit. Dat doelwit is vaak een eiwit dat is betrokken bij het ontstaan van de betreffende ziekte. Zo speelt ‘tumor necrosis factor α’ (TNFα) een grote rol in de pathogenese van reumatoïde artritis. De nieuwste generatie middelen tegen reumatoïde artritis is dan ook gericht tegen dit eiwit. ‘Targeted therapieën’ zijn vaak effectiever dan bestaande behandelingen en dit type medicijnen heeft daarom de laatste jaren een hoge vlucht genomen. Begin jaren negentig waren dit nog experimentele middelen die slechts in onderzoeksverband werden voorgeschreven. Tegenwoordig heeft elke huisarts patiënten in zijn praktijk die met dergelijke medicijnen worden behandeld. Enige kennis over werkingsmechanisme en mogelijke bijwerkingen is dus voor iedere huisarts van belang.
Reumatoïde artritis
De nieuwste generatie reumamiddelen is gericht tegen TNFα. Flendrie en Van Riel geven in dit nummer een mooi overzicht van de huidige stand van zaken van de behandeling van reumatoïde artritis met TNFα-blokkers. Zij gaan in op het werkingsmechanisme, de indicaties, de werkzaamheid en de bijwerkingen. Zo specifiek als we misschien zouden willen is deze behandeling overigens nog niet. Het blokkeren van TNFα remt niet alleen de gewrichtsontstekingen, maar heeft ook invloed op het immuunsysteem. Patiënten die met TNFα-remmers worden behandeld, hebben bijvoorbeeld een grotere kans op ernstig verlopende infecties, opvlamming van tuberculose en opportunistische infecties. Zij moeten jaarlijks de griepvaccinatie krijgen, maar mogen juist niet worden ingeënt tegen gele koorts. Ook huidafwijkingen die kunnen lijken op psoriasis komen voor. Daarnaast hebben patiënten een grotere kans op het ontwikkelen of verergeren van hartfalen. Dit zijn belangrijke zaken die een huisarts moet weten. Verder is een goede samenwerking tussen huisarts en reumatoloog van belang om risico’s en bijwerkingen tijdig te herkennen en hierop te kunnen inspelen. Alleen op deze manier kunnen we patiënten veilig behandelen met nieuwe geneesmiddelen. Linda Bröker
Reacties
Er zijn nog geen reacties.