Karin Wittkampf concludeert op basis van Amerikaanse literatuur dat er geen overtuigend bewijs is voor het nut van screenen op depressie en dat daarvoor dus geen plaats is in de huisartsenpraktijk.1 Dezelfde conclusie trokken Baas et al. (waaronder Wittkampf) in een Nederlands onderzoek.2 Eerder concludeerde Klaas van der Meer eveneens dat de winst beperkt lijkt als huisartsen de diagnostiek voor patiënten optimaliseren, screenen bij hoogrisicogroepen en – erg belangrijk – patiënten motiveren tot behandeling.3 Vanuit het Partnership Depressiepreventie, gecoördineerd door het Trimbos-instituut, hebben we een andere blik op deze problematiek. De huisarts zou niet moeten screenen op een depressieve stoornis maar op depressieve klachten. Bij vroegsignalering is er wel degelijk veel winst te behalen. Uit Nederlands onderzoek dat in toptijdschriften is gepubliceerd blijkt namelijk dat screenen op depressieve klachten in de huisartsenpraktijk effectief en zelfs kosteneffectief is.4 Met een screener werd nagegaan of mensen al symptomen hadden van een naderende depressie. Zij die positief scoorden op klachten (maar geen echte depressie hadden volgens de CIDI/DSM-IV) kregen de bibliotherapeutische versie van In de put, uit de put aangeboden. De controlegroep ontving alleen reguliere eerstelijnszorg. Kosteneffectiviteitsanalyses lieten zien dat de mensen in de experimentele groep beter af zijn dan in de controlegroep (33% grotere kans op een gunstige prognose). Screening en preventie brachten hun eigen kosten met zich mee, maar deze werden volledig gecompenseerd door besparingen als gevolg van minder zorggebruik en hogere arbeidsproductiviteit. Inderdaad, screenen kan op veel manieren gebeuren. In bovenstaand onderzoek is gescreend door twee vragen te stellen (volgens afspraak met CVZ): (1) hebt u last van depressieve gevoelens en/of interesseverlies? en (2) zijn de klachten van dien aard dat u daarbij hulp nodig hebt? Bij tweemaal ja is er een indicatie. Screening kan zo simpel, snel en betaalbaar worden uitgevoerd. Deze wijze van screenen staat ook in de NHG-Standaard Depressie. Hoe dan ook, veel huisartsen (ruim 60%) screenen niet op depressie5 en als ze het wel doen, dan alleen onder risicogroepen.6 Gelukkig zijn er geavanceerdere herkenningstools ontwikkeld (een multivariaat risicoprofiel) die de hoogrisicogevallen er goed uit vissen.7 Alleen screenen op depressieve klachten is natuurlijk onvoldoende, aan de uitkomst van de screening moet een preventief aanbod worden gekoppeld. Dan worden de beste resultaten behaald. Het lijkt ons dat huisartsen zich daar best voor kunnen en willen inzetten! Agnes van der Poel, Marijke Ruiter
Literatuur
- 1.↲Wittkampf KA. Screenen op depressie? Huisarts Wet 2010;53:571.
- 2.↲Baas KD, Wittkampf KA, Van Weert HC, Lucassen P, Huyser J, Van den Hoogen H, et al. Screening op depressie in hoogrisicogroepen levert te weinig op. Huisarts Wet 2009;52:269-74.
- 3.↲Van der Meer, K. Actief zoeken naar depressie? Huisarts Wet 2009;52:268.
- 4.↲Smit F, Willemse G, Koopmanschap M, Onrust S, Cuijpers P, Beekman A. Cost-effectiveness of preventing depression in primary care patients. Br J Psychiatry 2006;188:330-6.
- 5.↲Ruiter M, Sinnema H, Van der Lindt S. Signaleren en screenen depressiepreventie door beroepsgroepen. Utrecht: Partnership Depressiepreventie/Trimbos-instituut, 2010.
- 6.↲Licht-Strunk E. De prognose van depressieve 55-plussers in de huisartsenpraktijk: om somber van te worden! Huisarts Wet 2009;52:522-6.
- 7.↲Smit F, Ederveen A, Cuijpers P, Deeg D, Beekman A. Opportunities for cost-effective prevention of late-life depression. Arch Gen Psychiatry 2006;63:290-6.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.