Samenvatting
Hassink-Franke LJA. Greep op psychische klachten. Huisarts Wet 2011;54(7):428-31. Psychische klachten komen veel voor. Veel patiënten geven de voorkeur aan psychologische begeleiding in de eigen huisartsenpraktijk en krijgen liever geen medicatie. Tegelijk hebben artsen in opleiding tot huisarts (aios) behoefte om meer psychologische gespreksvaardigheden te leren. Problem-solving treatment (PST) zou hiervoor een goede optie kunnen zijn. PST is een korte, psychologische behandeling (maximaal zes sessies van elk hoogstens 30 minuten) die patiënten leert hoe ze zelf stapsgewijs hun problemen in het dagelijks leven kunnen aanpakken. Ons onderzoek wees uit dat aios deze behandeling goed kunnen leren en deze ook zinvol vinden voor hun consultvoering. PST biedt een praktisch handvat bij de behandeling van patiënten met psychische klachten en bevat generieke vaardigheden, zoals het concretiseren van problemen en activeren van patiënten, die ook toepasbaar zijn bij andere consulten. Bovendien verbeterden de patiënten met psychische klachten die PST kregen meer dan de patiënten die gebruikelijke zorg ontvingen. Wij adviseren huisartsenopleidingen om aios problem-solving-vaardigheden te leren, zodat zij een praktisch instrument in handen krijgen voor de behandeling van patiënten met psychische klachten.
De kern
- Zowel patiënten als huisartsen (in opleiding) hebben behoefte aan niet-medicamenteuze alternatieven bij de behandeling van psychische klachten.
- Huisartsen in opleiding vinden problem-solving treatment (PST) hiervoor een geschikt handvat vanwege het concrete en praktische karakter.
- PST omvat generieke vaardigheden die van pas komen tijdens andere consulten.
- Training in problem-solving-vaardigheden verdient een vaste plaats in de huisartsopleiding.
Inleiding
Psychische klachten komen veel voor: ongeveer 1 op de 4 volwassen Nederlanders heeft klachten als somberheid, angst, stress, slapeloosheid, nervositeit en/of prikkelbaarheid.1 Huisartsen rapporteren dat psychische problemen in 1 op de 5 consulten een rol spelen.2 Prevalentiecijfers van psychische klachten in de eerste lijn variëren van 12 tot 33%, en deze cijfers nemen alleen maar toe, in alle lagen van de bevolking.34 Het werkverzuim van mensen met deze klachten is vaak hoog en ze beïnvloeden de kwaliteit van leven veelal negatief. Daarnaast krijgen dergelijke klachten bij velen een chronisch of recidiverend karakter,5 waardoor zij hun huisarts vaker bezoeken dan andere patiënten. Deze consulten duren bovendien langer dan andere consulten.2 Daarmee vormen psychische klachten een substantieel deel van de dagelijkse werklast van een huisarts. Het overgrote deel van de patiënten met psychische klachten krijgt een behandeling van hun eigen huisarts. Huisartsen schrijven vaak medicatie voor, meestal benzodiazepines en/of antidepressiva. Maar medicatie is niet altijd adequaat: ze is niet altijd geïndiceerd, heeft belangrijke bijwerkingen, de therapietrouw is laag, de effectiviteit van benzodiazepines is beperkt en de effectiviteit van antidepressiva is minder groot dan men vaak veronderstelt. Patiënten geven bovendien vaak de voorkeur aan niet-medicamenteuze behandelingen.67 Nu passen de meeste huisartsen in hun behandeling wel enige vorm van ‘praten’ toe,8 maar veel huisartsen (in opleiding) blijken behoefte te hebben aan een meer gestructureerde manier om patiënten met psychische klachten niet-medicamenteus te behandelen.91011 Problem-solving treatment (PST) kan een goede optie zijn. Dit is een korte, psychologische behandeling, die is afgeleid van cognitieve gedragstherapie en specifiek ontwikkeld is voor gebruik in de eerste lijn.12 Het doel is om patiënten te leren hoe ze zelf stapsgewijs met problemen in hun dagelijks leven kunnen omgaan. De veronderstelling is dat klachten afnemen als patiënten (weer) meer controle over hun problemen krijgen. Als patiënten meer positieve ervaringen opdoen met betrekking tot hun eigen probleemoplossend vermogen, nemen hun zelfvertrouwen en hun gevoel van controle tijdens problematische situaties toe. Gedurende de behandeling heeft de patiënt een actieve rol, terwijl die van de behandelaar steeds kleiner wordt. PST bestaat uit zeven fasen [tabel 1 en de casus]. De behandeling telt vier tot zes sessies (van maximaal 30 minuten elk) in twee tot drie maanden tijd.
|
Casus
Olivier is 38 jaar, getrouwd en heeft twee zoons (vijf en zeven jaar oud). Hij bezoekt mijn spreekuur vanwege somberheid, prikkelbaarheid en moeheid. Hij is inmiddels vier weken thuis van zijn werk, maar merkt nog geen verbetering. Hij werkt bij een groot postbedrijf waar ontslagen dreigen, wat de werksfeer heeft verslechterd. Ook Olivier vreest ontslag. Van zijn leidinggevende krijgt hij weinig steun – die dringt erop aan dat hij zijn werk hervat. Thuis hangt hij veel op de bank, hij sport niet meer en onderneemt nog maar nauwelijks sociale activiteiten. Dat mist hij overigens wel. Hij voelt zich inmiddels een slechte vader en zijn echtgenote ziet hij de laatste tijd weinig omdat zij veel tijd besteedt aan haar chronisch zieke, alleenstaande vader. Tijdens de eerste sessie vraag ik hem welke van deze problemen hij als eerste wil aanpakken. Hij kiest de angst voor ontslag. We werken het probleem uit via de stappen van de problem-solving-methode en definiëren het als volgt: ‘Ik ben bang om ontslagen te worden, omdat ik van mijn baas nooit hoor of hij wel tevreden over mijn werk is.’ Het doel luidt: ‘Tijdens de komende twee weken uitzoeken wat mijn baas nu eigenlijk van mijn werkzaamheden vindt.’ De volgende oplossingen komen aan bod: ‘Deze vraag via een e-mail stellen, hem een brief schrijven, hem bellen, een gesprek met hem aangaan. Dit samen met de P&O-functionaris of bedrijfsarts met hem bespreken.’ Als huiswerk spreken we af: ‘Samen met de bedrijfsarts een gesprek met mijn baas hebben. Dit gesprek voorbereiden door mijn vragen alvast op papier te zetten.’ De week erop heeft hij een gesprek met zijn baas, waarbij de bedrijfsarts ook aanwezig is. Het is een erg geruststellend gesprek, want zijn baas maakt duidelijk dat hij bijzonder tevreden over hem is en niet verwacht dat er voor hem ontslag zal dreigen. Dit lucht Olivier erg op, waardoor hij even weer wat energie krijgt. Op dezelfde wijze werken we ook enkele andere problemen uit: hij gaat met zijn kinderen buiten weer eens een potje voetballen en hij organiseert een avondje uit met zijn vrouw.
PST is effectief bij de behandeling van angst en depressie.131415 Daarnaast heeft deze behandelvorm positieve effecten bij onverklaarde lichamelijke klachten16 en palliatieve zorg.17 We onderzochten de effectiviteit van PST voor de behandeling van psychische klachten in de huisartsenpraktijk en de haalbaarheid van PST-training tijdens de huisartsenopleiding. Daarvoor hadden we vier redenen:
- de gebleken effectiviteit van PST bij een aantal aandoeningen;
- de behoefte die huisartsen in opleiding (aios) hebben aan een gestructureerde manier van gespreksvoering bij patiënten met psychische klachten;
- de behoefte bij patiënten aan een behandeling door middel van gesprekken;
- de geschiktheid van PST voor de eerste lijn.
Effectiviteit van PST bij psychische klachten
Cochrane-review
Door middel van een Cochrane-review beoordeelden we de effectiviteit van PST ten opzichte van gebruikelijke zorg, medicatie of andere psychologische behandelingen bij volwassen patiënten met psychische klachten in de huisartsenpraktijk. We includeerden 12 onderzoeken met in totaal 2261 patiënten. In het algemeen waren de effecten van PST niet significant beter dan die van gebruikelijke zorg, andere psychologische behandelingen, antidepressiva of een placebo. Voor patiënten met een depressieve stoornis bleek PST echter effectiever dan gebruikelijke zorg, een placebo of groepseducatie. Patiënten uit de PST-groep hadden een ruim tweemaal grotere kans op herstel en wonnen meer aan kwaliteit van leven.
Gecontroleerde trial
Beschrijving van het onderzoek
Daarnaast vergeleken we aan de hand van een gecontroleerde trial de effectiviteit van PST met die van gebruikelijke zorg voor patiënten met psychische klachten in de huisartsenpraktijk.18 Zowel PST als gebruikelijke zorg werd door derdejaars aios gegeven (n = 81). Aios leverden gedurende het gehele onderzoek ofwel PST ofwel gebruikelijke zorg, afhankelijk van hun eigen voorkeur. We vroegen aios om ieder 4 tot 6 patiënten met psychische klachten in te sluiten. Onder ‘psychische klachten’ verstonden we alle klachten met betrekking tot somberheid, angst, stress, enzovoort, ongeacht of de patiënten voldeden aan de criteria voor de diverse DSM-IV- stoornissen. Het ging dus zowel om stoornissen als om ‘sub threshold’-condities. We sloten patiënten in als zij gedurende het afgelopen half jaar a) driemaal of vaker met psychische klachten bij de huisarts waren geweest en als ze b) een score van 4 of hoger hadden op de General Health Questionnaire (een zelfrapportagelijst voor het meten van psychische klachten, die bestaat uit 12 items). Bij aanvang van het onderzoek en na 3 en 9 maanden vulden de deelnemende patiënten vragenlijsten in met vragen over depressie, angst en de kwaliteit van leven. Achtendertig aios leverden PST en sloten 98 patiënten in het onderzoek in; 43 aios leverden gebruikelijke zorg en sloten 104 patiënten in. Patiënten in de PST-groep ontvingen gemiddeld 4,3 PST-sessies (spreiding 1-7). De gemiddelde consultfrequentie naast deze sessies was 0,7 (spreiding 0-5). Patiënten die gebruikelijke zorg ontvingen hadden een gemiddelde consultfrequentie van 3,3 (spreiding 1-12). In de PST-groep kregen 3 patiënten tijdens de behandeling een verwijzing naar een psychiater (n = 2) of maatschappelijk werk (n = 1). In de gebruikelijkezorggroep kregen 10 patiënten een verwijzing naar een psychiater (n = 3), maatschappelijk werk (n = 2) of een psycholoog (n = 5). Psychofarmacagebruik verschilde niet tussen beide groepen. PST-patiënten verbeterden significant meer dan patiënten die gebruikelijke zorg ontvingen. PST-patiënten rapporteerden na 3 maanden significant minder symptomen van depressie en angst, en na 9 maanden significant minder angst en een betere kwaliteit van leven dan patiënten in de controlegroep. Meer PST-patiënten dan gebruikelijkezorgpatiënten herstelden van een somatoforme stoornis of een angststoornis. In tegenstelling tot de bevindingen van de Cochrane-review herstelden de PST-patiënten in onze trial niet significant vaker van een depressie dan gebruikelijkezorgpatiënten. Dit kan komen doordat bij een depressieve stoornis meer sessies en meer deskundigheid van PST nodig zijn dan de aios konden leveren. Hoewel de resultaten van de trial erop wijzen dat PST door aios waarschijnlijk beter is voor patiënten met psychische klachten dan gebruikelijke zorg door aios, blijft het onduidelijk of we het positieve effect in dit onderzoek echt aan PST kunnen toeschrijven. De interne validiteit van de trial was namelijk beperkt door een selectiebias van aios. Aanvankelijk was het effectiviteitsonderzoek een gerandomiseerde trial waarbij we de aios at random over groepen verdeelden. Het bleek echter dat alleen aios die PST wilden uitvoeren patiënten includeerden, waardoor er te weinig patiënten werden ingesloten. Om toch een vergelijking te kunnen maken tussen PST en gebruikelijke zorg, kregen aios de keuze om ofwel PST, ofwel gebruikelijke zorg te leveren. Dit leidde tot een selectie van aios in de PST-groep. Mogelijk waren deze aios meer gemotiveerd om psychische klachten te behandelen dan hun collega’s die gebruikelijke zorg leverden. Hierdoor kunnen de effecten van PST overschat zijn. Daarom weten we niet zeker of de positieve effecten het resultaat waren van specifieke PST-technieken of niet-specifieke effecten, omdat PST-aios misschien meer gemotiveerd waren of hun contacten met patiënten met psychische klachten dankzij PST beter gestalte konden geven.
Interpretatie
Dat wij wel gunstige effecten zagen van PST op de symptomen angst en depressie, terwijl uit de Cochrane-review geen positieve effecten van PST naar voren kwamen, komt waarschijnlijk doordat de controlegroepen in de onderzoeken van de review meestal gebruikelijke zorg door de eigen huisarts kregen. Zorg door de eigen huisarts is mogelijk vooral effectief dankzij het vertrouwen van de patiënt in de dokter en doordat de huisarts het gesprek beter afstemt op de patiënt omdat de huisarts de patiënt al kent. Factoren als hoop, troost, empathie, zorgzaamheid, betrokkenheid en de arts-patiëntrelatie spelen hierbij een belangrijke rol. Dergelijke behandeleffecten noemt men wel ‘niet-specifieke’ effecten. Dit in tegenstelling tot de ‘specifieke’ effecten van een behandeling. Een voorbeeld van die laatste is het resultaat van een technisch goed toegepaste PST. Het effect van een psychologische behandeling is altijd de optelsom van specifieke en niet-specifieke effecten, waarbij de niet-specifieke factoren zwaarder wegen dan de specifieke.19 Een technisch goed toegepaste behandeling door een voor de patiënt nieuwe therapeut zal mogelijk vooral effect hebben vanwege het specifieke element, terwijl behandeling door de huisarts vaak meer effect heeft door de niet-specifieke elementen. De gebruikelijke zorg door de eigen huisarts is in onderzoeken in de Cochrane-review misschien vrij effectief geweest dankzij de niet-specifieke effecten, met als gevolg dat het verschil met de PST kleiner (en niet significant) werd. Bij ons onderzoek haalden de patiënten in de interventiegroep een gunstig resultaat omdat ze het positieve effect ondergingen van zowel PST als van de hen bekende dokter.
Haalbaarheid van de PST-training
In de Verenigde Staten bleek PST-training haalbaar tijdens de huisartsenopleiding.20 Ook in Nederland is dat het geval, blijkens ons onderzoek.21 Aios uitten zich bovendien positief over deze training:22 in focusgroepinterviews gaven ze aan dat PST-training interessant en nuttig was. De training gaf hen een praktisch handvat ten behoeve van de behandeling van psychische klachten. Ze waardeerden het concretiserende en structurerende karakter ervan, evenals het aspect van patient empowerment, waarbij men patiënten stimuleert om eigen oplossingen te bedenken en te implementeren in hun dagelijks leven, en patiënten zelf verantwoordelijk zijn voor hun oplossingen. De aios vonden wel dat de uitvoering van PST te veel tijd kostte in de dagelijkse praktijkvoering en dat het toepassen van een psychologische behandeling niet tot de taken van een huisarts behoort. Ze zeiden allemaal dat ze elementen uit de behandeling zouden gaan toepassen. Hierbij noemden ze het concretiseren van problemen, het brainstormen over praktische oplossingen en het activeren van patiënten. Bovendien leek hen dit niet alleen nuttig voor consulten over psychische klachten, maar ook voor veel consulten die geen psychische klachten betreffen.
Conclusies en aanbevelingen
PST in de huisartsenopleiding
Op basis van de resultaten van de trial en de Cochrane-review lijkt PST niet bijzonder effectief te zijn voor de behandeling van patiënten met psychische klachten, met uitzondering van een depressieve stoornis. Daarom adviseren we dan ook niet om PST breed te implementeren. Huisartsen (in opleiding) hebben echter wel behoefte aan een handvat aan de hand waarvan ze gesprekken met deze patiëntengroep kunnen vormgeven. Daartoe lijkt PST geschikt: deze benadering geeft aios het gewenste praktische houvast en PST-training is goed in te passen in de huisartsenopleiding. Bovendien geven aios aan dat ze de meer algemene vaardigheden uit de behandeling, zoals het concretiseren van problemen en oplossingen, het formuleren van haalbare doelen en het activeren van patiënten, tijdens andere consulten willen inzetten. Dat biedt hen niet alleen houvast, maar is bovendien zinvol voor patiënten, want self-management-programma’s waarvan problem-solving onderdeel uitmaakte bleken effectief bij bijvoorbeeld artrose, lage rugpijn en diabetes mellitus type 1.232425 Zolang er in de eerste lijn geen vergelijkbare andere behandeling beschikbaar is die zo kort en praktisch is, is het om deze redenen toch een goede optie om aios kennis te laten maken en te laten oefenen met problem-solving-vaardigheden. Dit zou aansluiten bij het NHG-Standpunt GGz in de huisartsenzorg, dat het belang van het definiëren van problemen benadrukt, naast het bevorderen van het zelfoplossend vermogen van patiënten.26 Het goed leren toepassen van een volledige behandeling PST kan een keuzemodule zijn binnen huisartsenopleidingen.
PST door huisartsen
In ons onderzoek hebben wij de effecten van PST door de eigen huisarts van de patiënt niet onderzocht. Dat aspect verdient eerst verder onderzoek voordat we Nederlandse huisartsen adviseren om PST toe te passen voor het brede scala aan psychische klachten. We veronderstellen dat de effecten van PST door huisartsen gunstiger zullen zijn dan die van PST door aios, vooral omdat huisartsen al een langer bestaande relatie met hun patiënten hebben, waardoor de eerdergenoemde niet-specifieke factoren een groter effect zullen hebben. De opvattingen over PST zijn bij huisartsen waarschijnlijk niet veel anders dan bij de aios in ons onderzoek, want in Australisch onderzoek bleken huisartsen dezelfde voor- en nadelen van het gebruik van PST te zien. Ze vonden PST erg nuttig en praktisch, en waren van mening dat het goed past bij de pragmatische benadering van veel huisartsen.27 Ook zij vonden het zinvol – en lastig! – om de omslag te maken van het geven van advies naar het helpen van de patiënt om zelf een oplossing te vinden. Zij noemden als belangrijkste barrière de tijdsinvestering. Een mogelijke oplossing is dat huisartsen, net zoals de aios suggereerden, alleen elementen van PST toepassen, zodat deze aangepaste aanpak in een dubbel consult past. Hoewel dit aantrekkelijk klinkt en er een officieel protocol voor brief problem-solving bestaat, zijn er nog geen gegevens over de effectiviteit hiervan bij psychische klachten.28 Ten slotte lijkt het erop dat PST ook goed door een POH-ggz uitgevoerd kan worden, want uit Brits onderzoek bleek dat verpleegkundigen PST bij een depressieve stoornis even effectief kunnen toepassen als huisartsen.29 Onderzoek zal moeten uitwijzen wat de effecten van PST door een POH-ggz exact zijn, vooral als men daarmee ook het bredere scala aan psychische klachten wil bedienen dat zo kenmerkend is voor de huisartsenpraktijk.
Literatuur
- 1.↲Verhaak PF, Hoeymans N, Garssen AA, Westert GP. Mental health in the Dutch population and in general practice: 1987-2001. Br J Gen Pract 2005;55:770-5.
- 2.↲↲Zantinge EM, Verhaak PF, Kerssens JJ, Bensing JM. The workload of GPs: consultations of patients with psychological and somatic problems compared. Br J Gen Pract 2005;55:609-14.
- 3.↲Van Rijswijk E. Mental health problems in general practice – an explorative study on diagnosis and treatment [proefschrift]. Nijmegen: Radboud University Nijmegen Medical Centre; 2005.
- 4.↲King M, Nazareth I, Levy G, Walker C, Morris R, Weich S, et al. Prevalence of common mental disorders in general practice attendees across Europe. Br J Psychiatry 2008;192:362-7.
- 5.↲Van Weel-Baumgarten EM, Van den Bosch WJ, Van den Hoogen HJ, Zitman FG. The long-term perspective: a study of psychopathology and health status of patients with a history of depression more than 15 years after the first episode. Gen Hosp Psychiatry 2000;22:399-404.
- 6.↲Lowe B, Schulz U, Grafe K, Wilke S. Medical patients’ attitudes toward emotional problems and their treatment. What do they really want? J Gen Intern Med 2006;21:39-45.
- 7.↲Fritzsche K, Armbruster U, Hartmann A, Wirsching M. Psychosocial primary care – what patients expect from their General Practitioners A cross-sectional trial. BMC Psychiatry 2002;2:5.
- 8.↲Robinson JW, Roter DL. Counseling by primary care physicians of patients who disclose psychosocial problems. J Fam Pract 1999;48:698-705.
- 9.↲Kerwick S, Jones R, Mann A, Goldberg D. Mental health care training priorities in general practice. Br J Gen Pract 1997;47:225-7.
- 10.↲Oopik P, Aluoja A, Kalda R, Maaroos HI. Family doctors’ problems and motivating factors in management of depression. BMC Fam Pract 2006;7:64.
- 11.↲Ratcliffe J, Gask L, Creed F, Lewis B. Psychiatric training for family doctors: what do GP registrars want and can a brief course provide this? Med Educ 1999;33:434-8.
- 12.Mynors-Wallis L. Problem-solving treatment for anxiety and depression: A practical guide. Oxford University Press; 2005.
- 13.↲Mynors-Wallis LM, Gath DH, Lloyd-Thomas AR, Tomlinson D. Randomised controlled trial comparing problem solving treatment with amitriptyline and placebo for major depression in primary care. BMJ 1995;310:441-5.
- 14.↲Dowrick C, Dunn G, Ayuso-Mateos JL, Dalgard OS, Page H, Lehtinen V, et al. Problem solving treatment and group psychoeducation for depression: multicentre randomised controlled trial. Outcomes of Depression International Network (ODIN) Group. BMJ 2000;321:1450-4.
- 15.↲Mynors-Wallis L, Davies I, Gray A, Barbour F, Gath D. A randomised controlled trial and cost analysis of problem-solving treatment for emotional disorders given by community nurses in primary care. Br J Psychiatry 1997;170:113-9.
- 16.↲Wilkinson P, Mynors-Wallis L. Problem-solving therapy in the treatment of unexplained physical symptoms in primary care: a preliminary study. J Psychosom Res 1994;38:591-8.
- 17.↲Wood BC, Mynors-Wallis LM. Problem-solving therapy in palliative care. Palliat Med 1997;11:49-54.
- 18.↲Hassink-Franke LJA, Van Weel-Baumgarten EM, Wierda E, Engelen MWM, Beek MM, Bor HHJ, et al. Effectiveness of problem-solving treatment by general practice registrars for patients with emotional symptoms. Accepted for publication. J Prim Health Care 2011 Sep.
- 19.Lambert MJ, Barley DE. Research summary on the therapeutic relationship and psychotherapy outcome. Psychotherapy 2001;38:357-61.
- 20.↲Hegel MT, Dietrich AJ, Seville JL, Jordan CB. Training residents in problem-solving treatment of depression: a pilot feasibility and impact study. Fam Med 2004;36:204-8.
- 21.↲Franke LJ, Van Weel-Baumgarten EM, Lucassen PL, Beek MM, Mynors-Wallis L, Van Weel C. Feasibility of training in problem-solving treatment for general practice registrars. Eur J Gen Pract 2007;13:243-5.
- 22.↲Hassink-Franke LJ, Olde Hartman TC, Beek MM, Van Weel C, Lucassen PL, Van Weel-Baumgarten EM. Problem-solving treatment in general practice residency: A focus group study of registrars’ views. Patient Educ Couns 2010 Sep 8 [Epub ahead of print]
- 23.↲Van den Hout JH, Vlaeyen JW, Heuts PH, Zijlema JH, Wijnen JA. Secondary prevention of work-related disability in nonspecific low back pain: does problem-solving therapy help? A randomized clinical trial. Clin J Pain 2003;19:87-96.
- 24.↲Didjurgeit U, Kruse J, Schmitz N, Stuckenschneider P, Sawicki PT. A time-limited, problem-orientated psychotherapeutic intervention in Type 1 diabetic patients with complications: a randomized controlled trial. Diabet Med 2002;19:814-21.
- 25.↲Heuts PH, De Bie R, Drietelaar M, Aretz K, Hopman-Rock M, Bastiaenen CH, et al. Self-management in osteoarthritis of hip or knee: a randomized clinical trial in a primary healthcare setting. J Rheumatol 2005;32:543-9.
- 26.↲NHG-Standpunt Toekomstvisie Huisartsenzorg. GGZ in de huisartsenzorg. Utrecht: NHG/LHV, 2007.
- 27.Pierce D, Gunn J. GPs’ use of problem solving therapy for depression: a qualitative study of barriers to and enablers of evidence based care. BMC Fam Pract 2007;8:24.
- 28.↲Van Weel-Baumgarten E, Jane-Liopis E, Mynors-Wallis L, Anderson P. Prevention of mental illness in primary care. The IMHPA manual and the general practitioners’ role. Eur J Gen Pract 2005;11:92-3.
- 29.↲Mynors-Wallis LM, Gath DH, Day A, Baker F. Randomised controlled trial of problem solving treatment, antidepressant medication, and combined treatment for major depression in primary care. BMJ 2000;320:26-30.
Reacties
Er zijn nog geen reacties.