H&W maakt gebruik van functionele cookies die strikt noodzakelijk zijn voor de werking van de website en analytische cookies om inzicht te krijgen in de werking en effectiviteit van de website.
H&W maakt gebruik van functionele cookies die strikt noodzakelijk zijn voor de werking van de website. We gebruiken analytische cookies om de website te verbeteren. Tevens gebruiken we cookies voor advertenties. U kunt hieronder aangeven welke cookies u toestaat. We gebruiken de volgende cookies:
Door in te loggen op HAweb krijgt u toegang tot de artikelen op HenW.org.
Beste abonnee, je hebt toegang tot HenW.org door in te loggen met je HAwebSSO-account. Onlangs heb je mail van ons ontvangen hoe je dit account kunt activeren. Hulp nodig bij het aanmaken van een nieuwe inlog? Heb je vragen? Neem dan contact op met onze supportteam via contactcentrum@nhg.org.
Zoals mijn trouwe lezers intussen weten, ging ik als jongetje elke zaterdagmiddag met de tram van Sassenheim naar Hillegom voor pianoles. Het betreffende vrouwmens had een hevig geparfumeerde, kolossale boezem waarmee je in de oorlog tien kilo boter had kunnen smokkelen. Het had ook een poes met darmproblemen, die achter de piano haar braaksel en diarree de vrije loop liet. Daar kwam bij dat de temperatuur in de lesruimte nooit onder de dertig graden was, waardoor al die geuren extra tot ontwikkeling kwamen.
Het moge duidelijk zijn dat het moment van de buitendeur weer achter mij dichttrekken altijd het hoogtepunt van de middag was. Althans, dat was een lange periode zo, maar dit veranderde toen ik opeens direct uit pianoles naar dansles moest. Het dichttrekken van de deur betekende vanaf dat moment de start van een wekelijkse nachtmerrie. Ik moest altijd rennen naar de tram, want het was allemaal krap gepland, en kwam dan steevast precies vijf minuten te laat in de danszaal aan. Daar voltrok zich week na week dezelfde scène: de les was al begonnen en het decor bestond uit negentien paren pubers die onwennige pasjes maakten en één spichtig, gebrild, eenzaam meisje dat stil op een bankje zat omdat ze – begrijpelijkerwijs – niet was gekozen. Bij mijn binnenkomst trok dan steeds opnieuw een enorme grijns over het gelaat van de in jacquet gestoken dansleraar die – een reverence makend richting het meisje – met een relnichterige stem zei: ‘Mijnheer Van der Voort, wilt u deze dame kiezen…?!’
Toen het ‘eindbal’ naderde was het zaak om het meisje van je dromen te kiezen, maar het wezentje uit míjn dromen danste altijd met dezelfde jongen en haar durfde ik uiteraard niet te vragen. Kortom, het kwam erop neer dat ik niemand durfde te vragen en dus aangaf die zaterdag niet aanwezig te zullen zijn. Mijn moeder, die in haar kapsalon van alles op de hoogte bleef, vroeg vrijdag met wie ik naar het bal ging. Mijn mededeling dat ik niet ging viel in slechte aarde, maar zij kon mij er – constateerde ik tevreden – gelukkig niet in m’n eentje naartoe sturen. Ik had echter buiten de waard gerekend. Zaterdagmorgen zei mijn moeder langs haar neus weg: ‘Je moet nog even je corsage ophalen voor vanavond.’ ‘Wat moet ik met een corsage?’, vroeg ik verbaasd. ‘Ik ga immers niet!’ ‘Je gaat wel! Ik sprak mevrouw X en haar dochter ging ook niet, dus toen hebben wij het samen zo geregeld…’ Dat het natuurlijk ging om datzelfde spichtige meisje, dat ik met haar voor aap liep (vond ik), dat ik toevallig in de pauze naast mijn droomvrouw kwam te zitten die weer met dezelfde jongen was, dat die haar broer bleek te zijn waarna wij tot ieders tevredenheid geruild hebben, en dat alles dus toch nog goed kwam, dat alles is verder history…