De cijfers in dit artikel zijn gebaseerd op gegevens van het Landelijk Informatie Netwerk Huisartsenzorg (LINH).
6 Dit is een landelijk representatief netwerk van 84 huisartspraktijken met meer dan 335.000 ingeschreven patiënten (juli 2010). Het doel van LINH is het leveren van representatieve, continue, kwantitatieve en kwalitatieve informatie over de door Nederlandse huisartsen geleverde zorg. Hiervoor maakt men gebruik van geanonimiseerde gegevens uit de elektronische patiëntendossiers (EPD’s) van de deelnemende praktijken. Het gaat hierbij om aantallen contacten, morbiditeit, geneesmiddelvoorschriften en verwijzingen. Huisartsen coderen diagnoses volgens de codering van de ICPC (International Classification of Primary Care).
7 Jaarlijks krijgen huisartsen feedback over de door hen geregistreerde gegevens; hiermee kunnen ze hun handelen vergelijken met dat van andere praktijken.
Voor dit onderzoek hebben we de gegevens geselecteerd van patiënten van achttien jaar en ouder die in de periode tussen 2002 en 2010 de diagnose kanker hebben gekregen. Deze diagnose is gebaseerd op de ICPC-codes voor een maligniteit. Neoplasmata van het bewegingsapparaat (L97) hebben we hierbij uitgesloten, omdat het hier om zowel kwaadaardige als goedaardige aandoeningen kan gaan en wij binnen LINH daar geen onderscheid tussen kunnnen maken. De cijfers over zorggebruik betreffen het aantal contacten (consult, telefonisch consult of visite) in het jaar 2010 van patiënten die in de voorafgaande twee jaar de diagnose kanker hebben gekregen.
We beperken dit artikel tot de tien meest voorkomende kankersoorten: huidkanker (ICPC-code S77), borstkanker (X76), colon-/rectumkanker (D75), longkanker (R84), prostaatkanker (Y77), andere/niet-gespecificeerde maligniteit in de spijsverteringsorganen (D77), blaaskanker (U76), andere maligniteit in de geslachtsorganen van de vrouw (X77), maligne lymfoom (B72) en maligniteit met onbekende primaire lokalisatie (A79).
Voor de berekeningen hebben we de patiënten geselecteerd die in het jaar van de diagnosestelling (incidentiecijfers) of in 2010 (zorggebruik) als vaste patiënt in de huisartsenpraktijk waren ingeschreven. Verder hebben we alleen de gegevens van praktijken geselecteerd die in het betreffende jaar (diagnosejaar c.q. 2010) aan de LINH-kwaliteitseisen voldeden, dat wil zeggen (bijna) volledige ICPC-codering van de diagnose op de zogenaamde E-regel en gedurende meer dan 48 weken registreren. De incidentiecijfers uit de periode 2002-2010 hebben we gebaseerd op alle patiënten, totaal ongeveer 600.000 vast ingeschreven patiënten in deze periode. De cijfers over het zorggebruik in 2010 hebben we gebaseerd op patiënten bij wie de diagnose kanker in 2008 tot en met 2010 is gesteld. Dit betrof 4616 patiënten.
De reden van het zorggebruik is geformuleerd op basis van de diagnose (ICPC-code) zoals de huisarts die heeft geregistreerd. Voor de weergave daarvan hebben we de ICPC-codes in ziekteclusters ondergebracht. Deze hebben we deels gebaseerd op de onderverdeling zoals gebruikt bij de Eerste Nationale Studie naar ziekten en verrichtingen in de huisartsenpraktijk.
8 We hebben deze aangepast door benigne neoplasmata (F74/H75/K72/L71/T73) uit het cluster oncologiegerelateerde problemen te laten. Binnen deze indeling bevindt zich geen cluster psychosociale problemen. Aangezien dit een relevant cluster is voor patiënten met kanker, hebben we dit toegevoegd. Het is gebaseerd op de hoofdstukken P en Z van de ICPC-codering. Het cluster chronische ziekten is beperkt tot vijf aandoeningen: ischemische hartziekte/hartfalen (K74-77), CVA/TIA (K89/90), COPD/astma (R91, R95/96), reumatoïde artritis/artrose (L88-91) en diabetes mellitus (T90).