Geblindeerde toewijzing (‘allocation concealment’) van patiënten aan een interventiegroep of een controlegroep in een gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek (RCT) betekent dat degene die bepaalt of patiënten deelnemen aan het onderzoek niet weet in welke groep de volgende patiënt komt. In bovenstaand voorbeeld: arts en patiënt/familielid mogen voorafgaand aan het besluit om deel te nemen aan het onderzoek niet weten of de patiënt trombolyse of placebo krijgt. Dat zou de keuze om deel te nemen (on)bewust kunnen beïnvloeden, wat kan leiden tot verschillen in de prognose van de patiënten in de twee te vergelijken groepen, doorwerkend in de uitkomsten van het onderzoek.
Daarnaast is het belangrijk dat de patiënt, de behandelend arts en/of degene die het effect van de behandeling beoordeelt (dat is bij voorkeur niet de behandelend arts) niet op de hoogte zijn welk middel een patiënt heeft gekregen. De term ‘dubbelblind’ is dus wat verwarrend, er kunnen immers ook drie of zelfs meer ‘partijen’ blind zijn.
Blindering van de patiënt betekent in het voorbeeld dat de patiënt niet weet of hij daadwerkelijk trombolyse of een placebobehandeling heeft gekregen. De behandeling in de interventie- en in de controlegroep moet daarom identiek zijn qua vorm, toedieningswijze en smaak. Dit lijkt op geblindeerde toewijzing, maar het is iets anders. Immers, na een geblindeerde toewijzing kan de patiënt in het vervolg van het onderzoek níet meer blind zijn, zoals wanneer een operatie met afwachtend beleid wordt vergeleken. Patiënten hebben de neiging te denken dat behandelingen ‘werken’ en hebben vaak een sterke voorkeur voor een bepaalde behandeling. Het doel van blinderen is dat de patiënt niet (on)willekeurig de uitkomsten van het onderzoek kan beïnvloeden.
Blindering van de behandelaar voorkomt dat de behandelend arts de uitkomsten beïnvloedt. Een arts zou de effecten van een bepaalde behandeling te gunstig kunnen inschatten, bijvoorbeeld door enthousiasme, of een ander (financieel) belang. Een arts zou ook de neiging kunnen hebben sneller een aanvullende behandeling aan te bieden in de placebogroep, bijvoorbeeld uit angst voor een slechtere uitkomst bij een patiënt. In het trombolysevoorbeeld zou de arts bij patiënten die een placebobehandeling krijgen eerder orale antistolling kunnen starten en daarmee de uitkomsten beïnvloeden.
Blindering van de uitkomstbeoordelaar heeft tot doel degene die het effect van een behandeling beoordeelt niet door (onbewuste) vooringenomenheid te beïnvloeden. In het voorbeeld had de uitkomstbeoordelaar die de ADL van patiënten na 30 en 90 dagen moest bepalen (onbewust) hoger kunnen scoren bij trombolysepatiënten dan bij onbehandelde patiënten als hij bij voorbaat veel vertrouwen had gehad in trombolyse.