Kristjánsdóttir et al. onderzochten in een gerandomiseerde trial het effect van een vierweekse smartphone-interventie direct na een intern revalidatieprogramma. Zij keken naar catastroferen (negatieve gedachten over pijn), functioneren, acceptatie en pijnniveau na elf maanden follow-up bij volwassen vrouwen met chronische pijn op verschillende plekken in het lichaam. Het primaire doel was het ondersteunen van de aangeleerde copingvaardigheden en leefstijlveranderingen tijdens het revalidatieprogramma.
De 140 revalidatiedeelnemers werden gerandomiseerd in 2 groepen: met en zonder smartphone-interventie. In de interventiegroep communiceerden de patiënten dagelijks in verschillende situaties met een smartphone aan de hand van dagboekvragen. Daarnaast ontvingen ze geschreven geïndividualiseerde feedback van een therapeut. Uitkomstmaten werden gemeten met vragenlijsten. De primaire uitkomstmaat was een vermindering van catastroferen na 11 maanden.
In eerder onderzoek vonden de onderzoekers een positief effect voor catastroferen, acceptatie en pijnniveau direct na de interventie en na 5 maanden follow-up. Echter, in dit onderzoek bleken de verschillen tussen beide groepen niet meer aanwezig na 11 maanden (p > 0,10). Wel werd binnen de interventiegroep een positief effect gevonden voor catastroferen en acceptatie, wat niet in de controlegroep werd gezien.
Op de methodologie valt het een en ander aan te merken, onder andere een 30%-uitvalpercentage, waardoor je vraagtekens kunt zetten bij de haalbaarheid van dit type secundaire interventie. Daarbij is het effect van het revalidatieprogramma op de smartphone-interventie onduidelijk.
Het is mooi als we nieuwe technologische mogelijkheden kunnen inzetten voor begeleiding en ondersteuning bij klachten. Veel patiënten hebben tegenwoordig immers een smartphone bij zich. Bij chronische pijn had begeleiding met een smartphone op de korte termijn wel effect, maar na elf maanden niet meer.
Madelon den Boeft