Design Het onderzoek is gebaseerd op gegevens van een randomised clinical trial (RCT) naar de toegevoegde waarde van dermatoscopie.
2 Gedurende twee jaar werden alle patiënten geïncludeerd met een verdachte gepigmenteerde huidlaesie die de huisarts niet direct als benigne kon diagnosticeren. Alle laesies zijn vervolgens beoordeeld door een dermatoloog en geclassificeerd: ‘klinisch relevant’ waren alle laesies die langdurig werden gemonitord of waarvan een biopt werd genomen, ‘benigne’ alle overige laesies. Daarnaast werden de melanomen op basis van histologische gegevens geïdentificeerd. Twee onafhankelijke onderzoekers vulden achteraf voor alle patiënten de 7-PCL in. Er werd onderzocht of de onderdelen van de 7-PCL geassocieerd zijn met het onderscheid tussen ‘klinisch relevant’ en ‘benigne’, en tussen melanoom en niet-melanoom. Daarnaast werd bepaald welke totaalscore van de 7-PCL als beste afkappunt geldt.
Analyse De sensitiviteit en specificiteit voor het detecteren van ‘klinisch relevante’ laesies en melanoom zijn bepaald voor alle onderdelen van de 7-PCL en voor het optimale afkappunt.
Resultaten In totaal werden 1436 verdachte laesies van 1182 patiënten uit 15 verschillende praktijken geanalyseerd. Daarvan bleken 1211 laesies ‘benigne’ en 225 ‘klinisch relevant’, waarvan 36 melanomen.
Het sterkst voorspellende klinische kenmerk van de 7-PCL was ‘onregelmatige begrenzing’ (sensitiviteit 63,6%, specificiteit 71,2% voor ‘klinisch relevant’; sensitiviteit 69,4%, specificiteit 80,6% voor melanomen). Het optimale afkappunt voor de 7-PCL bleek ≥ 4 (klinisch relevant: sensitiviteit 73,3%, specificiteit 57,1%, associatie p < 0.001; melanomen: sensitiviteit 91,7%, specificiteit 53,4%, associatie p < 0.001).
Conclusie De 7-PCL met een afkappunt van ≥ 4 kan klinisch relevante laesies en melanomen in de eerste lijn redelijk identificeren. Een onregelmatige begrenzing is het belangrijkste onderscheidende kenmerk.