Ik wil u graag laten kennismaken met de bijzonderste patiënt uit onze praktijk: meneer Kuppens, 93 jaar oud en ook wel onsterfelijk genoemd. Hij heeft gedurende zijn leven een aardig rijtje aandoeningen bij elkaar gesprokkeld: angina pectoris, hartfalen, COPD, nierfunctiestoornissen, orthostatische hypotensie, jicht, prostaathypertrofie, osteoporose en obstipatie. Er is geen orgaansysteem dat niet is aangedaan. Hij wil absoluut niet meer naar het ziekenhuis, dus behandel ik hem zo goed als mogelijk is thuis. Ik bezoek hem vrijwel wekelijks.
Mijn eerste contact met hem was op het moment dat hij een forse exacerbatie COPD had. Het praten werd bemoeilijkt door hevige hoestaanvallen en het piepen was zonder stethoscoop al hoorbaar. Ik gaf hem een stootkuur prednison waardoor hij gelukkig snel meer lucht kreeg. Een week later bleek echter dat zijn vochthuishouding hierdoor dermate was verstoord dat zijn enkels fors waren gezwollen door oedeem. Aanvankelijk leek dit met plastabletten en zwachtelen opgelost te kunnen worden, maar al snel bleek het vochtprobleem zich te verplaatsen naar een ander orgaansysteem: hij ontwikkelde een acute urineretentie. Het gevolg van prostaathyperplasie in combinatie met een urineweginfectie. Na katheterisatie liep de afvoer weer soepel. Maar nu werd hij geplaagd door een serie jichtaanvallen van achtereenvolgens de enkel, elleboog en rechterwijsvinger. Dit was het na-effect van de flinke hoeveelheid plastabletten. Het gevolg was dat hij weer enkele stootkuren prednison moest hebben, alle gelukkig met goed effect. In de tussentijd kwam een eigenlijk al langer bestaande rugpijn naar boven: op de X-LWK bleek het een spontane wervelinzakkingsfractuur te zijn. De pijnladder gaf pas uitkomst bij de morfine. En ondanks een gulle hoeveelheid preventief macrogol liep het darmstelsel hierop toch vast. Uiteindelijk lukte het met klysma’s en nog meer laxantia de boel te ontstoppen. Toen de pijn eindelijk onder controle was en hij zijn mobiliteit weer wat terugwon, leek zijn gezondheidstoestand zich te stabiliseren. Totdat de winter zich aandiende: de snotneus werd een hoestje, het hoestje mondde uit in een pneumonie en de pneumonie bracht weer een opvlamming van de COPD teweeg. De cirkel begon weer van voor af aan.
Volgens mijn opleider herhaalt deze cirkel zich al jaren zo. Meneer Kuppens was 12 jaar geleden in het ziekenhuis al eens opgegeven. Sindsdien is dit meermalen voorgekomen en heeft zijn familie al zeker tien keer afscheid van hem genomen. Achteraf dus steeds ten onrechte.
Ik kan me inmiddels ook al niet meer indenken dat hij overlijdt. Het lijkt alsof het universum moet samenspannen om dat voor elkaar te krijgen. Meneer grapt weleens dat hij de perfecte ‘oefenpatiënt’ voor aios is omdat er bij hem weinig mis lijkt te kunnen gaan.
Maar hoe onsterfelijk ook, het lichaam van meneer Kuppens is volledig uitgeput. Het evenwicht is zo fragiel dat wanneer het ene systeem weer naar behoren functioneert, het andere ontregelt. Hijzelf is niet degene die zijn daginvulling bepaalt, dat doet zijn lichaam. Ik vraag me soms af hoe hij dit volhoudt.
Hij zegt dat hij dankbaar is voor elke dag die hij krijgt in ‘blessuretijd’, zoals hij het zelf noemt. Toch zit ook hij er af en toe doorheen. Hij merkt dat de klachtenvrije periodes steeds korter worden naarmate de jaren verstrijken. Dan lijken de periodes met pijn of benauwdheid eindeloos te duren en is hij langer aan zijn fauteuil gekluisterd dan hem lief is.
Dan laat ik zijn talrijke – en voor een aios zeer leerzame – aandoeningen even voor wat ze zijn en praten we over de dingen die hem nog plezier geven. Hij vertelt over zijn twee dochters, de vele kleinkinderen, de biljartclub en de borreltjes die hij ’s avonds met genot drinkt. Zijn kleine oogjes beginnen weer te stralen en dan kletst hij honderduit. Dit is heel erg vermoeiend voor hem, dus naderhand doet hij een dutje.
Wanneer ik terugrij naar de praktijk laten mijn gedachten meneer Kuppens niet los. Ik ben gefascineerd hoe een sterke geest zo’n zwak lichaam draaiende houdt. Meneer gelooft dat de dood komt wanneer het zijn tijd is. Ik hoop nog eventjes niet.
Sophie van der Voort