Er zijn verschillende behandelopties voor verzakking: afwachten, een vaginale ring aanbrengen, bekkenbodemspieroefeningen en diverse chirurgische interventies. Bij een geringe verzakking en milde klachten is opereren vaak geen optie, gezien de kans op complicaties en recidieven. Bekkenbodemspieroefeningen zijn nog niet goed onderzocht.
De Groningse groep screende vrouwen van 55 jaar en ouder op het hebben van klachten van een milde verzakking (stadium 1 en 2). De deelnemers werden door het toeval toegewezen aan een individueel trainingsprogramma voor de bekkenbodemspieren uitgevoerd door gespecialiseerde fysiotherapeuten of aan de controlegroep met afwachtend beleid.
De primaire uitkomstmaat was de verandering in blaas-, darm- en bekkenbodemklachten drie maanden na aanvang van de behandeling, gemeten met de Pelvic Floor Distress Inventory. Dit is een vragenlijst die 20 verschillende symptomen inventariseert en een score oplevert tussen 0 en 100. Daarnaast werden diverse secundaire uitkomstmaten gemeten, waaronder de mate van verzakking en het functioneren van de bekkenbodemspieren.
In totaal werden 287 vrouwen gerandomiseerd, van 85% daarvan werden follow-upgegevens verkregen. Op de primaire uitkomstmaat bleek de trainingsgroep 9 punten meer te verbeteren dan de controlegroep. Hoewel statistisch significant, is dit verschil kleiner dan wat klinisch relevant wordt verondersteld (tenminste 15 punten verschil). Het percentage vrouwen dat een verbetering rapporteerde was 57% in de trainingsgroep tegenover 13% in de controlegroep (p < 0,001). Op geen van de overige uitkomstmaten werd een statistisch significant verschil gevonden.
Een onvermijdelijk probleem van een onderzoek als dit is dat de deelnemers niet geblindeerd kunnen worden en tegelijkertijd de belangrijkste uitkomstmaten door henzelf gerapporteerd worden. Dit geeft een fors risico op gekleurde resultaten. Bovendien is onduidelijk hoe de onderzochte groep, die met een screeningsvragenlijst werd gerekruteerd, zich verhoudt tot de vrouwen die met klachten bij de huisarts komen. De deelnemers vertegenwoordigen mogelijk een milder deel van het spectrum met minder ruimte voor verbetering.
De vervolgmetingen, die gepland zijn na 12 en 24 maanden, wachten we met spanning af.