Op het spreekuur van de huisarts komt de heer Visser, een 32-jarige slager. Hij heeft sinds enkele dagen uitslag op zijn hand, die zich langzaam uitbreidt. Sinds vanmorgen voelt hij zich beroerd en heeft hij koorts. Bij onderzoek vindt de huisarts een paarsrode, scherp omschreven plek op de handrug. De huisarts twijfelt tussen erysipelas en erysipeloïd. Voor de diagnose erysipeloïd pleit/pleiten:
1. - de aanwezigheid van koorts;
2. - het contact met vlees.
David van 3 jaar komt met zijn moeder op het spreekuur. Sinds hun bezoek aan Zuid-Afrika, een week geleden, heeft hij diarree. Bij de anamnese en het lichamelijk onderzoek vindt de huisarts geen bijzonderheden. De huisarts legt moeder uit dat aanvullend onderzoek op dit moment niet geïndiceerd is.
3. Deze uitleg is correct.
Een week later belt moeder op. De klachten van David zijn nog steeds hetzelfde. De huisarts geeft het advies de feces in het laboratorium te laten onderzoeken. Uit het onderzoek komt naar voren dat er sprake is van een giardiasisinfectie. Naar aanleiding van dit laboratoriumonderzoek heeft de huisarts een telefonisch gesprek met de moeder van David. Hij legt haar uit dat in dit geval geen behandeling noodzakelijk is.
4. Deze uitleg is correct.
De heer Hendriks, 67 jaar, komt op het spreekuur, omdat hij de laatste maanden kortademig is bij traplopen. Ook klaagt hij over (1) kortademigheid bij liggen (orthopneu). Hij heeft een hoge bloeddruk; daarvoor gebruikt hij amlodipine 10 mg eenmaal daags. Hij rookt niet. Het lichamelijk onderzoek levert de volgende bevindingen op: RR: 170/90 mmHG; pols: 60/min regulair aequaal; longauscultatie: beiderzijds crepitaties; (2) een vergrote lever en (3) pitting oedeem aan beide enkels. De huisarts twijfelt of er sprake is van hartfalen. Van de symptomen van de heer Hendriks past/passen de volgende bij hartfalen:
5. - het symptoom na (1);
6. - de bevinding na (2);
7. - de bevinding genoemd na (3).
Mevrouw Van Overveen komt samen met haar man, 55 jaar, op het spreekuur. Ze kan niet goed slapen door het nachtelijke gesnurk van haar man en vraagt zich af wat er gedaan kan worden om het snurken te verminderen. De heer Overveen is slank, drinkt geen alcohol en rookt niet. De huisarts legt uit (1) dat corticosteroïd neusspray bewezen effectief is tegen snurken. Ook zegt hij (2) dat neuspleisters bewezen effectief zijn tegen snurken.
8. De uitspraak na 1 is correct.
9. De uitspraak na 2 is correct.
Mevrouw Schot, 28 jaar, belt de huisartsenpraktijk met de vraag of ze deze week een spiraaltje kan laten plaatsen. Mevrouw Schot is vier weken geleden bevallen van een gezonde zoon. Ze wil voorlopig niet zwanger worden. Ze heeft de plaatsing van het spiraaltje al tijdens de zwangerschap met de huisarts besproken. De assistente overlegt met de huisarts. De huisarts zegt dat het plaatsen van een spiraal op dit moment een verhoogd risico op baarmoederperforatie geeft.
10. Deze uitspraak is correct.
De antwoorden staan op pagina 228.