Vraag naast ernst en karakter van de pijn, naar de duur van de klachten, voorgeschiedenis (vooral huidproblemen en diabetes mellitus), medicatiegebruik (met name retinoïden, antiretrovirale middelen, immunosuppressiva), het al dan niet bestaan van koorts of algehele malaise en eventueel initiërend trauma, zoals duim- of vingerzuigen, nagelbijten of onzorgvuldig omgaan met nagelknipper of -schaar. Vraag bij chronische klachten of er beroepsmatig of in de vrije tijd sprake is van langdurig contact met irritantia, zoals vocht en/of chemicaliën. Let op het bestaan van wondjes of abcesvorming en eventuele aanwijzingen voor andere vinger- of teeninfecties. Sluit overige diagnoses, zoals ingroeiende nagel (unguis incarnatus) en de complicatie panaritium, uit.
Kies bij acute paronychia, afhankelijk van de uitgebreidheid van de ontsteking, voor de gepaste therapievorm. Hanteer bij een lokaal infiltraat zonder abcesvorming een expectatief beleid. De aangedane vinger of teen moet rust houden en beschermd worden tegen stoten. Verder zijn er geen extra maatregelen noodzakelijk, ook geen lokale middelen. Als u toch een lokaal middel wilt voorschrijven, geef dan een combinatie van een lokale antibioticumcrème met een corticosteroïdcrème. Hoog leggen, nat verband of (soda)baden kunnen pijnverlichting geven. Incideer bij abcesvorming het abces wanneer deze in de nagelriem en/of -wal gelokaliseerd is. Hierdoor treedt onmiddellijke pijnverlichting op. Er zijn geen contra-indicaties voor de incisie, maar hanteer bij zuigelingen een afwachtend beleid. Zuigelingen kunnen post partum vaak aan verschillende vingers kleine abcesjes hebben, dit zijn steriele ontstekingen. Voer bij een subunguaal abces een partiële nagelresectie onder Oberst anesthesie uit. Behandel afhankelijk van de uitgebreidheid van de ontsteking aanvullend met amoxicilline/clavulaanzuur 3 dd 500/125 mg voor 7 dagen. Behandeling van chronische paronychia bestaat met name uit het vermijden van irritantia. Behandel medicamenteus met een lokaal corticosteroïdcrème en/of een lokaal antimycoticum (miconazolcrème 1-2 dd 20 mg/g) totdat de huidafwijking verdwenen is.
Verwijs naar de chirurg wanneer u het bestaan van een panaritium vermoedt, wanneer er initieel of in toenemende mate sprake is van koorts of algeheel ziekzijn en wanneer uw patiënt niet goed reageert op de ingestelde therapie.