Nieuws

Oefentherapie bij chronische vermoeidheid?

Gepubliceerd
1 september 2016
PEARLS bieden de lezer bruikbare wetenschap voor de werkvloer, op basis van de Cochrane Database of Systematic Reviews. De coördinatie is in handen van Hans van der Wouden, VUmc, Amsterdam • Correspondentie: redactie@nhg.org.
Context Het chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS) bestaat uit onverklaarbare persisterende vermoeidheid met daarnaast ook andere klachten, zoals musculoskeletale pijn of slaapproblemen. De multidisciplinaire richtlijn CVS adviseert cognitieve gedragstherapie (CGT) als eerste behandeloptie. Oefentherapie wordt echter ook genoemd als een mogelijke behandelvorm.
Klinische vraag Wat is de effectiviteit van oefentherapie bij CVS?
Conclusie auteurs In deze review werden acht onderzoeken (n = 1518 patiënten) geïncludeerd. In zeven onderzoeken werd een vorm van aerobe oefentherapie aangeboden (wandelen, zwemmen, fietsen of dansen), wisselend in duur en intensiteit. In een onderzoek werd anaerobe oefentherapie aangeboden (in de vorm van kracht- en balansoefeningen). Controlegroepen ontvingen géén actieve behandeling (acht onderzoeken) of werden behandeld met CGT (twee onderzoeken), cognitieve therapie (een onderzoek), steunende gesprekken (een onderzoek), ‘pacing’ (oefeningen met vastgestelde tijdmaat, een onderzoek), medicatie (een onderzoek) of een combinatiebehandeling (een onderzoek). Behandelduur varieerde van 12 tot 26 weken.
Vergeleken met géén actieve behandeling namen door oefentherapie de moeheidsklachten af direct na behandeling (de score op een moeheidsvragenlijst nam gemiddeld 10-15% af, dit effect was significant). In de meeste onderzoeken bleef dit effect na een jaar behouden. Ook werd er een positief effect gezien op slaap, fysiek functioneren en ervaren gezondheid.
Vergeleken met CGT bleek er geen significant verschil direct na behandeling (effectgrootte 0,20; 95%-BI –1,49 tot 1,89), ook na een jaar was er geen duidelijk verschil. Voor de overige behandelingen waren er te weinig gegevens beschikbaar om conclusies te trekken.
Beperkingen Omdat alle vormen van oefentherapie als één groep zijn geanalyseerd is het onduidelijk wat de effectiviteit is van specifieke vormen van oefentherapie. De review geeft ook geen uitsluitsel over de optimale intensiteit en duur van de behandeling.

commentaar

Deze Cochrane-review betreft een update van de review uit 2004. Er zijn sindsdien 3 nieuwe trials met in totaal 1051 deelnemers bijgekomen, hetgeen heeft geleid tot een verdrievoudiging van het totaal aantal deelnemers en dus tot grotere statistische overtuigingskracht. De inhoud van de resultaten is echter onveranderd: oefentherapie blijkt wederom effectief.
Patiëntenverenigingen zijn erg kritisch over deze conclusie. Eén van de redenen voor deze kritiek is de gerezen twijfel over de validiteit van een van de onderzoeken: de PACE trial uit 2011. Vooral de methodologie van dit grote onderzoek (641 deelnemers!) staat ter discussie. Aan patiënten in de behandelgroepen zou zijn verteld dat de behandeling extreem effectief was. Dit zou geleid kunnen hebben tot een placebo-effect. Ook zouden in het artikel waarin de resultaten gepresenteerd werden alleen subjectieve uitkomstmaten (onder andere ervaren vermoeidheid) zijn gerapporteerd, omdat de objectieve uitkomstmaten (die de fysieke conditie meten) geen positieve effecten lieten zien. Deze en andere factoren hebben ook in wetenschappelijke kringen geleid tot kritiek. Het is daarom verstandig om de resultaten van dit onderzoek met enige terughoudendheid te bekijken. Feit blijft echter dat alle andere onderzoeken uit de review vergelijkbare resultaten laten zien. Wanneer we de omstreden trial buiten beschouwing laten, blijft de conclusie dat oefentherapie effectief is ongewijzigd.
De ME/CVS-patiëntenvereniging heeft nog een andere reden om terughoudend te zijn met oefentherapie. Uit een Nederlands onderzoek naar patiëntervaringen (2008) blijkt dat patiënten met oefentherapie de slechtste ervaringen hebben, vergeleken met 17 andere interventies. Uit hetzelfde onderzoek blijkt dat veel patiënten meer openstaan voor CGT en het in kaart brengen van de mogelijke (bijkomende) rol van psychologische factoren.
De makers van de multidisciplinaire richtlijn CVS uit 2013 hebben de oude Cochrane-review, de individuele aanvullende onderzoeken uit de huidige review én de input van de patiëntenvereniging gewikt en gewogen. Zij concluderen dat zowel CGT als oefentherapie vermoeidheid vermindert en lichamelijk functioneren verbetert en dat effectgroottes van beide interventies elkaar weinig ontlopen. Omdat blijkt dat patiënten minder drempels ervaren bij CGT dan bij oefentherapie adviseren zij CGT als eerste behandelkeus. Een extra argument vormt de beschikbaarheid: er is in Nederland een groter aanbod CGT dan oefentherapie.
De conclusies in de multidisciplinaire richtlijn lijken dus zeer weloverwogen en hoeven niet aangepast te worden. Ondanks het feit dat oefentherapie even effectief is als CGT, blijft het op basis van de ervaringen van patiënten logisch om CGT als eerste behandeloptie aan te bieden. Mocht een patiënt echter openstaan voor oefentherapie, dan is dit een gelijkwaardig alternatief.

Literatuur

  • 1.Larun L, Brurberg KG, Odgaard-Jensen J, Price JR . Exercise therapy for chronic fatigue syndrome . Cochrane Database Syst Rev 2016; 2: CD003200.

Reacties

Er zijn nog geen reacties.

Verder lezen